Spelling deel 2

Lesdoelen:
  1. Je weet hoe je verkleinwoorden moet spellen.
  2. Je weet wanneer je woorden aan elkaar of los moet schrijven.
  3. Je weet wanneer je een liggend streepje, apostrof en een trema moet gebruiken. 
  4.  Je weet hoe je getallen moet schrijven.
  5. Je weet wanneer je sommige/sommgen moet schrijven.

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen:
  1. Je weet hoe je verkleinwoorden moet spellen.
  2. Je weet wanneer je woorden aan elkaar of los moet schrijven.
  3. Je weet wanneer je een liggend streepje, apostrof en een trema moet gebruiken. 
  4.  Je weet hoe je getallen moet schrijven.
  5. Je weet wanneer je sommige/sommgen moet schrijven.

Slide 1 - Tekstslide

Bij welke letter zijn de verkleinwoorden allemaal goed gespeld?
A
piano'tje, jongentje, bikini'tje, logétje, wc'tje
B
pianootje, jongetje, bikinietje, logeetje, wc'tje
C
pianootje, jongentje, bikini'tje, logeetje, wc-tje
D
piano'tje, jongetje, bikini'tje logétje, wc-tje

Slide 2 - Quizvraag

Verkleinwoorden: -je,-kje, -pje, -tje, -etje
  1. Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: vat-vaatje.
  2. Bij een ng-klank-> -kje (kettinkje) of -etje (ringetje)
  3. Woorden die eindigen op een klinker: 
-verdubbel de klinker bij a, e, u en o (pianootje, logeetje (vgl. logés)), 
-maak er een ie van bij een i (bikinietje)
- schrijf een ' bij y  (pony'tje)
  4. Na een afkorting -> apostrof (wc'tje)

Slide 3 - Tekstslide

Noteer het verkleinwoord van:
kring-taxi-café-jury-koning-A4

Slide 4 - Open vraag

Welke woorden of woordcombinaties zijn goed geschreven?
A
vioolspelen, twee miljoen, goedgehumeurd, erbovenop
B
viool spelen, twee miljoen, goedgehumeurd, er bovenop
C
viool spelen, tweemiljoen, goed gehumeurd, erboven op
D
viool spelen, twee miljoen, goedgehumeurd, erbovenop

Slide 5 - Quizvraag

aan elkaar of los

https://www.youtube.com/watch?v=9BirO3wKiAg

Slide 6 - Tekstslide

In welk geval schrijf je een liggend streepje?

Slide 7 - Open vraag

Liggend streepje
  1. om uitspraakproblemen te voorkomen (klinkerbotsing); zee-eend
  2. bij een naam van getrouwde vrouw: mevrouw Eik-van Dam
  3.  bij een woord met een voorvoegsel: non-actief, ex-vrouw
  4. voor een hoofdletter: anti-Duits
  5. in combinaties van titels en beroepen: geneesheer-directeur
  6. bij aardrijkskundige namen of woorden die ervan afgeleid zijn: 's-Hertogenbosch
  7. bij letters, cijfers, andere tekens en St of Sint/sint:&-teken, 
  8. Bij woorden die anders onoverzichtelijk worden: zwart-witfoto

Slide 8 - Tekstslide

Goed of fout?
kant en klaarmaaltijd
hoge - en lage gebouwen
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

kant-en-klaarmaaltijd
hoge en lage gebouwen

Slide 10 - Tekstslide

goed of fout?
Hij pakte rodewijnglazen terwijl we witte wijn dronken.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Een rodewijnglas is een glas voor rode wijn.
rode wijnglazen zijn wijnglazen die een rode kleur hebben.

Slide 12 - Tekstslide

Goed of fout?
Vijf-en-twintig collega-onderzoekers verschenen in een minijurk bij de adjunct-chef.
A
fout: vijfentwintig
B
fout: adjunctchef en collegaonderzoekers
C
fout: vijfentwintig en mini-jurk
D
fout :mini-jurk

Slide 13 - Quizvraag

Trema: 
om uitspraakproblemen te voorkomen

Slide 14 - Tekstslide

Kies de letter met de juist gespelde woorden.
A
geordend, geeerd, buiig, industrieel
B
geördend, geëerd, buiïg, industriëel
C
geordend, geëerd, buiig, industrieel
D
ge-ordend, ge-eerd, buiïg, industrieel

Slide 15 - Quizvraag

Noem drie gevallen waarin je een apostrof gebruikt.

Slide 16 - Open vraag

apostrof
  1. bij weggelaten letters: 's winters
  2. bij een weggelaten bezits-s: Lies'fiets
  3.  voorkomen van uitspraakproblemen bij meervoud en bezitsaanduiding: menu's, Anna's fiets
  4. afleidingen van letter- en cijferwoorden: vwo'er (maar havoër, want je spreekt hier de afkorting als woord uit)
  5. bij verkleinwoorden op y: pony'tje

Slide 17 - Tekstslide

Welke woorden zijn allemaal goed gespeld?
A
Jake's jas, Cas fiets, lelie'tje, 20-+, sms'en
B
Jake's jas, Cas' fiets, leli'tje, 20+, sms-en
C
Jakes jas, Cas' fiets, lelietje, 20+, sms-en
D
Jakes jas, Cas' fiets, lelietje, 20+, sms'en

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer gebruik je letters en wanneer cijfers bij getallen?

Slide 19 - Open vraag

Cijfers:
  • getallen boven de twintig, behalve ronde getallen (tweehonderd, maar 53)
  • maten, gewichten, bedragen, data, adressen, rekeningnummers 

Slide 20 - Tekstslide

Letters:
  • getallen tot en met twintig en tientallen: twintig
  • honderd, duizend, miljoen, miljard: vijftien miljard 

Slide 21 - Tekstslide

Goed of fout?
twee januari 2021
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

Goed of fout?
tweederde
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

Breuken schrijf je los

Slide 24 - Tekstslide

Wanneer schrijf je sommmigen?

Slide 25 - Open vraag

Sommigen
Als het om mensen staat en zelfstandig in de zin staat. 


Slide 26 - Tekstslide

Goed of fout?
Enkele leerlingen pakten hun tas al in, terwijl sommigen bleven zitten.
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quizvraag

Goed of fout?
Ze begonnen alle te blaffen, omdat er vuurwerk in de buurt van het asiel werd afgestoken.
A
goed
B
fout

Slide 28 - Quizvraag

De meesten van de klanten dragen nu een mondkapje in de winkels.
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quizvraag

De afwezigen hadden achteraf spijt dat ze de uitleg van de theorie hadden gemist, want de meeste hadden een onvoldoende voor de toets.
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

Tijd over: dictee over probleemwoorden

Succes met leren!

Slide 31 - Tekstslide

manoeuvreren, penicilline, discipline, weifelen, twijfelen, interview, millimeter, begroeiing, racisme, burgerlijk, gerechtelijk, accommodatie, gezamenlijk

Slide 32 - Tekstslide