SO taalverzorging P2 - KGT3

SO taalverzorging P2
Leerjaar 3
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

SO taalverzorging P2
Leerjaar 3

Slide 1 - Tekstslide

De lidwoorden zijn:
de - het - die - dat
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Een naam is een zelfstandig naamwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Een bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over een werkwoord
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 4 - Quizvraag

De volgende woorden zijn werkwoorden:
vliegen - laten - leven - zien
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Voorzetsels geven een plaats, tijd of ding aan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Benoem de volgende woorden in de zin. Schrijf alleen het antwoord op (onder elkaar):
Een beroemde zangeres worden.

Slide 7 - Open vraag

Benoem de volgende woorden in de zin. Schrijf alleen het antwoord op (onder elkaar):
Ze zingt in de band Beatz.

Slide 8 - Open vraag

Benoem de volgende woorden in de zin. Schrijf alleen het antwoord op (onder elkaar):
Met de gitarist schrijft ze eigen nummers.

Slide 9 - Open vraag

Een voorzetsel
A
geeft plaats, tijd of richting aan
B
staat altijd aan het begin van de zin
C
zet je voor een zelfstandig naamwoord
D
wijst een werkwoord aan

Slide 10 - Quizvraag

Voorzetsels kun je altijd vervangen door een ander voorzetsel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Een vast voorzetsel is een voorzetsel gecombineerd met een...
A
Zelfstandig naamwoord
B
Werkwoord

Slide 12 - Quizvraag

Wat is GEEN voorzetsel?
A
Tijdens
B
eerste
C
achter
D
langs

Slide 13 - Quizvraag

Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar mensen, dieren en dingen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

‘Jouw’ is een persoonlijk voornaamwoord, 'jou' is een bezittelijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

In onderstaande zinnen is steeds een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord in hoofdletters. Is dit woord goed of fout geschreven?
Wil je JOU muziek zachter zetten?
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

In onderstaande zinnen is steeds een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord in hoofdletters. Is dit woord goed of fout geschreven?
Sorry, heeft U er last van?
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

In onderstaande zinnen is steeds een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord in hoofdletters. Is dit woord goed of fout geschreven?
Oh, maar UW hond stoort mij.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Kies uit: die – dit – dat – deze – zo’n – zulk – zulke.
... cd is echt geweldig

A
Die
B
dit
C
zulk
D
deze

Slide 20 - Quizvraag

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Kies uit: die – dit – dat – deze – zo’n – zulk – zulke.
Er zijn maar weinig mensen met ... mooie stem
A
die
B
deze
C
zo'n
D
zulk

Slide 21 - Quizvraag

Aanwijzend voornaamwoord
A
Verwijst naar iets
B
Duidt bezit aan
C
Vertelt iets over een zelfstandig naamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Welk betrekkelijk voornaamwoord past op de puntjes in de zin?

De opmerking ... Ronald maakt, kan ik niet plaatsen.
A
die
B
wie
C
dat
D
wat

Slide 23 - Quizvraag


Een aanwijzend voornaamwoord ...
A
... vraagt naar iets of iemand.
B
... is vaag en verwijst naar iets of iemand maar je weet het niet precies.
C
... wijst iets of iemand aan.
D
... bestaat helemaal niet.

Slide 24 - Quizvraag

Welk vragend voornaamwoord past op de puntjes?.
Kies uit: wie – wat – welk – welke – wat voor.
.... is Dua Lipa?

Slide 25 - Open vraag

Welk vragend voornaamwoord past op de puntjes?
Kies uit: wie – wat – welk – welke – wat voor.
.... nummer stond ooit op nummer 1?

Slide 26 - Open vraag

Welke woorden zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
Rode, langzame, snelle
B
Bomen, groene, snelle
C
Late, vierkanten, berg
D
Fiets, rode, een

Slide 27 - Quizvraag

Welke woorden zijn voorzetsels?
A
De, het, een
B
de, het, op
C
Op, achter, die
D
Voor, naast, in

Slide 28 - Quizvraag

Waar of niet waar: in deze zin staat geen voorzetsel.
Tijdens het optreden van de boyband One Direction waren er vooral meiden aanwezig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Wijs het aanwijzend voornaamwoord aan:
Van dit muziekgenre, dat nauwelijks de hitparade haalde, werd wel veel verkocht.
A
dit
B
dat
C
de
D
van

Slide 30 - Quizvraag

Wijs het betrekkelijk voornaamwoord aan:
Van dit muziekgenre, dat nauwelijks de hitparade haalde, werd wel veel verkocht.
A
dit
B
dat
C
de
D
van

Slide 31 - Quizvraag