H4, 4.4 Grammatica: lw, zn

WELKOM
Pak een boek of tijdschrift.
Heb je je spullen voor Nederlands klaar liggen?
Is je telefoon uit en uit het zicht?
Ga lekker lezen.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
Pak een boek of tijdschrift.
Heb je je spullen voor Nederlands klaar liggen?
Is je telefoon uit en uit het zicht?
Ga lekker lezen.

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 4, paragraaf 4.4 Grammatica

Zelfstandige naamwoorden
&
Lidwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Zelfstandige naamwoorden
Namen van:​

  • Mensen en personen​
  • Dieren en planten​
  • Dingen​
  • Aardrijkskundige plaatsen​



Slide 4 - Tekstslide

De meeste zelfstandige naamwoorden kun je in het meervoud zetten:
  • vrouw- vrouwen
  • boot - boten
Er zijn uitzonderingen:
  • politie
  • rijst

Slide 5 - Tekstslide

Weet je niet zeker of iets een zelfstandig naamwoord is?
Doe dan het volgende:

  • Kijk dan of er een lidwoord voor kan (de, het of een).

  • Kijk of het woord in het meervoud kan staan.

Slide 6 - Tekstslide

Is het een zelfstandig naamwoord?
'Den Haag'
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Namen van:​
  • Mensen en personen​
  • Dieren en planten​
  • Dingen​
  • Aardrijkskundige plaatsen

Slide 8 - Tekstslide

Is het een zelfstandig naamwoord?
'suikerklontje'
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Namen van:​
  • Mensen en personen​
  • Dieren en planten​
  • Dingen
  • Aardrijkskundige plaatsen​

Slide 10 - Tekstslide

Is het een zelfstandig naamwoord?
'spijbelen'
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

spijbelen is een WERKWOORD.

Spijbelen is iets wat je kunt doen.


(Je kunt het beter NIET doen ;-)


Slide 12 - Tekstslide

Is het een zelfstandig naamwoord?
'waardering'
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

waardering is wél een zelfstandig naamwoord.

Je kunt er een lidwoord voorzetten 

de waardering

en het woord kan in het meervoud.

waarderingen


Slide 14 - Tekstslide

Is het een zelfstandig naamwoord?
'winkelen'
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Winkelen is een WERKWOORD.

 

Winkelen is iets wat je kunt doen.

Slide 16 - Tekstslide

Is het een zelfstandig naamwoord?
'moment'
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Moment is een zelfstandig naamwoord: 
Je kunt er een lidwoord voorzetten:

Het moment

Je kunt het in het meervoud zetten:

momenten

Slide 18 - Tekstslide

Is het een zelfstandig naamwoord?
'probleem'
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Kies het juiste lidwoord:
'huis'
A
de
B
het

Slide 21 - Quizvraag

Kies het juiste lidwoord:
'mes'
A
de
B
het

Slide 22 - Quizvraag

Kies het juiste lidwoord:
'schaap'
A
de
B
het

Slide 23 - Quizvraag

Kies het juiste lidwoord:
'zomeravond'
A
de
B
het

Slide 24 - Quizvraag

Opmerking:
Als het woord uit 2 woorden bestaat (zomer-feest) kijk je naar het 2e woord. 
Het is 'het feest',dus:
'het zomerfeest'.




Slide 25 - Tekstslide

Kies het juiste lidwoord:
'dagblad'
A
de
B
het

Slide 26 - Quizvraag

Bepaalde lidwoorden:
(de , het)


de bakker
het konijn
de moeder


Slide 27 - Tekstslide

Onbepaalde lidwoord:
(een) 




een bakker
een konijn
een moeder


Slide 28 - Tekstslide

Vul een onbepaald lidwoord in:
Hij eet .......... sinaasappel
A
de
B
het
C
een

Slide 29 - Quizvraag

Vul een bepaald lidwoord in:
Hij eet .......... ananas.
A
de
B
het
C
een

Slide 30 - Quizvraag

Vul een onbepaald lidwoord in:
'Pak maar even ............ broodmes.'
A
de
B
het
C
een

Slide 31 - Quizvraag

Het lidwoord 'een' is een:
A
Bepaald lidwoord
B
Onbepaald lidwoord

Slide 32 - Quizvraag

'De' is een...
A
Bepaald lidwoord
B
Onbepaald lidwoord
C
Geen lidwoord

Slide 33 - Quizvraag

Het meisje was weggelopen.
HET is .....
A
geen lidwoord
B
een bepaald lidwoord
C
een onbepaald lidwoord

Slide 34 - Quizvraag

Gedachte
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord

Slide 35 - Quizvraag

zelfstandig werken
Maken: hoofdstuk 4, paragraaf 4.4 Grammatica,
opdracht 2, 3, 4, 5.
Heb je een vraag? Steek je vinger op.

Slide 36 - Tekstslide