Les 05 - Aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord

Aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord
Grammatica §35
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord
Grammatica §35

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het einde van de les: 
- wat de functies en kenmerken van aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden zijn; 
- hoe je aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden benoemt. 

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
In de vorige periode hebben we gekeken naar het lidwoord, het zelfstandig naamwoord, het bijvoeglijk naamwoord en het werkwoord. 

Wat waren ook alweer de functies van voornaamwoorden? 

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
In de vorige periode hebben we gekeken naar het lidwoord, het zelfstandig naamwoord, het bijvoeglijk naamwoord en het werkwoord. 

Wat waren ook alweer de functies van voornaamwoorden? 

Vorige les hebben we het gehad over het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord. 

Slide 4 - Tekstslide

Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord wijst dingen aan en staat voor het zelfstandig naamwoord waarbij het hoort. De meest voorkomende zijn deze, die, dit en dat. 

Deze en die verwijzen naar een de-woord; 
Dit en dat  verwijzen naar een het-woord; 

Deze en dit verwijzen naar iets dat dichtbij is; 
Die en dat verwijzen naar iets dat ver(der) weg is. 

Slide 5 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden
Andere voornaamwoorden die voorkomen zijn: degene(n), diegene(n), datgene, hetgene, zo'n, zulk(e)(n), eenzelfde, dezelfde, diezelfde, datzelfde, zodanig(e), dusdanig(e), soortgelijke, dergelijke en zoiets

Aanwijzende voornaamwoorden kunnen ook zelfstandig worden gebruikt: Wil je deze of die? 

Slide 6 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Het betrekkelijk voornaamwoord verwijst altijd naar iets dat eerder in de zin of in een eerdere zin al is genoemd; dit noemen we het antecedent.  

De betrekkelijke voornaamwoorden die we kennen zijn die, dat, wie, wat, welk(e) en hetgeen. 

Slide 7 - Tekstslide

Bijzondere vorm
Een bijzondere vorm van het betrekkelijk voornaamwoord is het betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent. 

Hiervan is sprake als we het woord wie kunnen vervangen door degene die of wat kunnen vervangen door datgene dat. 

Slide 8 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord 'wat'
Met het betrekkelijk voornaamwoord wat verwijzen we naar: 

- een hele zin; 
- een overtreffende trap; 
- een onbepaald voornaamwoord 
(maar dat hoef je nu nog niet te weten) 

Slide 9 - Tekstslide

Twijfel?
De woorden die en dat kunnen zowel aanwijzende als betrekkelijke voornaamwoorden zijn. 

Wat nu als je twijfelt? 
- Als je die kunt vervangen door deze of dat kunt vervangen door dit, is er sprake van een aanwijzend voornaamwoord. 
- Zoek bij een betrekkelijk voornaamwoord altijd naar het antecedent

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Lees de theorie op pagina 144 en 
maak vervolgens opdracht 5 tot en met 8 op pagina 145. 

Slide 11 - Tekstslide