1b - Schrijven H3.4 - Verslag (kenmerken)

Welkom!
1
2
Werkboek
  Laptop
Leg op tafel:
Log in:
3.4 Schrijven          Welkom
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
1
2
Werkboek
  Laptop
Leg op tafel:
Log in:
3.4 Schrijven          Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


    • Je kent de kenmerken van een verslag.
    • Je kunt een verslag schrijven over je eigen 
       ervaringen.
    • Je kunt verwijswoorden gebruiken.


LESDOELEN

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jullie gaan 3.4 maken en lezen. Aan het eind van deze lessen krijgen jullie een SO. Deze opdracht lever je in bij ELO of je stuurt het op naar s.hooi@hvc.nl
PROGRAMMA

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Concert

Slide 4 - Tekstslide

Ervaringen uitwisselen over concertbezoeken.
Op foto: Kraantje Pappie

Slide 5 - Tekstslide

Samen tekst lezen

Vragen:
  • In welke tijd staat dit verslag?
  • Klopt de volgorde van de gebeurtenissen? Signaalwoorden aanwijzen
  • Wat ontbreekt er bovenaan? Samen titel bedenken

Heb je wel eens een verslag geschreven?
Waar moet je allemaal op letten als je
een verslag schrijft?

Slide 6 - Open vraag

Voorbereiding op leertekst op volgende slide.
Tekst 1

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aant. 3.4 dia 1
Een verslag gaat over iets dat je hebt gehoord of gelezen en moet voldoen aan:
  • Schrijf het verslag in de verleden tijd.
  • Vertel in de inleiding waar het verslag over gaat.
  • Vertel in de kern wat er allemaal gebeurde. Doe dat in volgorde waarin het gebeurde. Gebruik woorden zoals: eerst, daarna, vervolgens, toen, tenslotte.
  • Bedenk een goede titel.
  • Zet je naam onder het verslag.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aant. 3.4 dia 2
Om een verslag te schrijven ga je eerst nadenken over het onderwerp. Dit doe je door de 5W1H-vragen op te schrijven.
De 5W-vragen zijn: wie, wat, waar, wanneer, waarom en de 1H-vraag is hoe.

Op de volgende dia staat een voorbeeld.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Wie en wat samen beantwoorden voor tekst 1. In opdracht 5d beantwoorden ze de rest van de vragen zelf.
Tekst 1
Harry Potter gaat naar Zweinstein

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aant. 3.4 dia 3
Verwijswoorden zijn woorden die naar andere woorden in de tekst verwijzen.
Voorbeelden: hij, hem, het, zij, ze ,haar, we,

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst 1
Opdracht: schrijf alle verwijswoorden op.
Charissa ging naar het concert. Ze is een fan van Kraantje Pappie.
Jamie zong het eerste liedje mee. Hij kende het uit zijn hoofd.
Lizzy nam het concert op met haar mobiel. Die was na een uur leeg.
De volgende dag stond er een verslag van het concert in de krant. Charissa liet het zien aan Lizzy. Daarna las ze het verslag aan haar voor.

Slide 13 - Tekstslide

Leerlingen schrijven de verwijswoorden op. Daarna klassikaal aanwijzen en benoemen waar ze naar verwijzen.

Tip: tijdens het presenteren kun je de woorden markeren in lesson-up.
Schrijf hier de 6 verwijswoorden op.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekst 1
Het verhaal begint in een normale Engelse woonwijk. De hoofdpersoon heet Harry. Harry woont bij zijn oom en tante in huis. Harry’s oom en tante zijn erg onaardig tegen Harry. Harry moet zelfs in de bezemkast wonen!

Gelukkig krijgt Harry op zijn elfde verjaardag goed nieuws. Harry is een tovenaar en daarom mag Harry naar Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus zal Harry alles leren over bezemstelen, toverdranken en monsters.

Harry is erg nerveus als Harry op de trein stapt naar Zweinstein. Gelukkig leert Harry al snel andere tovenaarsleerlingen kennen. Harry en de andere tovenaarsleerlingen maken veel avonturen mee.
Uiteindelijk moet Harry het zelfs opnemen tegen Harry’s aartsvijand Voldemort. Voldemort is een gevaarlijke moordenaar. Voldemort lijkt onverslaanbaar. Hoe zal dat aflopen?

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht:
Vervang alle dikgedrukte woorden door een verwijswoord.

De eerste alinea samen doen. Daarna breakoutrooms (6 minuten).
Nabespreken en samen titel bedenken.
Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... het de lezer gemakkelijker te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.
D
.... het jezelf gemakkelijker te maken

Slide 16 - Quizvraag

Twee antwoorden goed!
Huiswerk:

  • Maak opdracht 1, 2a, 3, 4, 6 en 7 in je boek of Max-online;
  • Schrijf de aantekeningen over;
  • schrijf een verslag van ongeveer 150 woorden (15 zinnen).

Op de volgende dia staat op welke manier je het verslag moet schrijven.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom!
1
2
Werkboek
  Laptop
Leg op tafel:
Log in:
3.4 Schrijven          Welkom

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


    • Je kent de kenmerken van een verslag.
    • Je kunt een verslag schrijven over je eigen 
       ervaringen.
    • Je kunt verwijswoorden gebruiken.


LESDOELEN

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jullie gaan 3.4 maken en lezen. Aan het eind van deze lessen krijgen jullie een SO. Deze opdracht lever je in bij ELO of je stuurt het op naar s.hooi@hvc.nl
PROGRAMMA

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aant. 3.4 dia 1
Een verslag gaat over iets dat je hebt gehoord of gelezen en moet voldoen aan:
  • Schrijf het verslag in de verleden tijd.
  • Vertel in de inleiding waar het verslag over gaat.
  • Vertel in de kern wat er allemaal gebeurde. Doe dat in volgorde waarin het gebeurde. Gebruik woorden zoals: eerst, daarna, vervolgens, toen, tenslotte.
  • Bedenk een goede titel.
  • Zet je naam onder het verslag.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aant. 3.4 dia 2
Om een verslag te schrijven ga je eerst nadenken over het onderwerp. Dit doe je door de 5W1H-vragen op te schrijven.
De 5W-vragen zijn: wie, wat, waar, wanneer, waarom en de 1H-vraag is hoe.

Op de volgende dia staat een voorbeeld.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Wie en wat samen beantwoorden voor tekst 1. In opdracht 5d beantwoorden ze de rest van de vragen zelf.
Aant. 3.4 dia 3
Verwijswoorden zijn woorden die naar andere woorden in de tekst verwijzen.
Voorbeelden: hij, hem, het, zij, ze ,haar, we,

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst 1
Het verhaal begint in een normale Engelse woonwijk. De hoofdpersoon heet Harry. Harry woont bij zijn oom en tante in huis. Harry’s oom en tante zijn erg onaardig tegen Harry. Harry moet zelfs in de bezemkast wonen!

Gelukkig krijgt Harry op zijn elfde verjaardag goed nieuws. Harry is een tovenaar en daarom mag Harry naar Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus zal Harry alles leren over bezemstelen, toverdranken en monsters.

Harry is erg nerveus als Harry op de trein stapt naar Zweinstein. Gelukkig leert Harry al snel andere tovenaarsleerlingen kennen. Harry en de andere tovenaarsleerlingen maken veel avonturen mee.
Uiteindelijk moet Harry het zelfs opnemen tegen Harry’s aartsvijand Voldemort. Voldemort is een gevaarlijke moordenaar. Voldemort lijkt onverslaanbaar. Hoe zal dat aflopen?

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht:
Vervang alle dikgedrukte woorden door een verwijswoord.

De eerste alinea samen doen. Daarna breakoutrooms (6 minuten).
Nabespreken en samen titel bedenken.
Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... het de lezer gemakkelijker te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.
D
.... het jezelf gemakkelijker te maken

Slide 26 - Quizvraag

Twee antwoorden goed!
Huiswerk:

  • Maak opdracht 1, 2a, 3, 4, 6 en 7 in je boek of Max-online;
  • Schrijf de aantekeningen over;
  • schrijf een verslag van ongeveer 150 woorden (15 zinnen).

Op de volgende dia staat op welke manier je het verslag moet schrijven.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het verslag moet voldoen aan de volgende punten:
  • Het heeft 150 woorden of 15 zinnen;
  • Gebruik de verleden tijd;
  • Schrijf in de inleiding kort waar het verslag over gaat;
  • Schrijf in de kern de gebeurtenissen in de juiste volgorde. Gebruik daarbij woorden om de volgorde aan te geven zoals: eerst, daarna, vervolgens, tenslotte;
  • Gebruik verwijswoorden: ze, zij, haar, het, hem, hij, ze;
  • Schrijf een goede titel boven het verslag;
  • Zet je naam eronder.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
  • Onderwerp: Beschrijf een dag op het HVC. Denk aan kamp, uitje, leuke gymles.
  • Doelgroep: Leerlingen in groep 8
  • Inleveren in ELO: "SO H3.4 - Verslag"
SO: verslag schrijven - opdracht 10 t/m 12 (H3.4)

Je mag ook zelf een onderwerp kiezen.
 

Slide 30 - Tekstslide

  • Je verslag heeft minimaal 150 woorden.
  • Gebruik de verleden tijd.
  • Schrijf in de inleiding kort waar het verslag over gaat.
  •  Gebruik verwijswoorden.
  •  Zet een goede titel boven het verslag.
Wolaapje (EEN VOORBEELD VAN EEN VERSLAG)

Op 9 december werd in de Apenheul een wolaapje geboren.
Voor de moeder van het wolaapje is dit het eerste kind. Het wol-
aapje heeft ook een naam gekregen: pedrito.

Het wolaapje gaat al een beetje mee-eten met de pot. Ook verlaat het wolaapje soms zijn moeder even om met een ander aapje te spelen. Maar het wolaapje was niet zo’n held toen het wolaapje voor het eerst mee naar buiten mocht.

Het wolaapje is vernoemd naar Pedrito. Hij is een jongetje uit Peru. Zijn familie is betrokken bij het koffieproject van de Apenheul. Hij krijgt eens per jaar bezoek van medewerkers van de Apenheul.

Bron: naar www.apenheul.nl

Slide 31 - Tekstslide

Extra oefening verwijswoorden
FIJNE VAKANTIE.
Lever je verslag in ELO of E.Bijvelds@HVC.nl

Na de vakantie worden ook alle opdrachten gecontroleerd.
Tot ziens!

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Opdracht 5d
Wie? Charissa van Veen  
Wat? Concert van Kraantje Pappie
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?

Slide 33 - Tekstslide

Ik zal een aantal herhalingstaken klaarzetten in NUMO voor het SO.
Wat zijn verwijswoorden? Geef ook voorbeelden.

Slide 34 - Open vraag

Het onderwerp van vandaag is verwijswoorden. Vorige week hebben de leerlingen goed leren googelen. Dat mogen ze nu inzetten.
"Tip: je kunt ook in je leerstof kijken"

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welkom!
1
2
Werkboek
  Laptop
Leg op tafel:
Log in:
3.4 Schrijven          Welkom

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


    • Je kent de kenmerken van een verslag.
    • Je kunt een verslag schrijven over je eigen 
       ervaringen.
    • Je kunt verwijswoorden gebruiken.


LESDOELEN

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verslag

Slide 38 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Aant. 3.4 dia 1
Een verslag gaat over iets dat je hebt gehoord of gelezen en moet voldoen aan:
  • Schrijf het verslag in de verleden tijd.
  • Vertel in de inleiding waar het verslag over gaat.
  • Vertel in de kern wat er allemaal gebeurde. Doe dat in volgorde waarin het gebeurde. Gebruik woorden zoals: eerst, daarna, vervolgens, toen, tenslotte.
  • Bedenk een goede titel.
  • Zet je naam onder het verslag.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5W1H-vragen

Slide 40 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Aant. 3.4 dia 2
Om een verslag te schrijven ga je eerst nadenken over het onderwerp. Dit doe je door de 5W1H-vragen op te schrijven.
De 5W-vragen zijn: wie, wat, waar, wanneer, waarom en de 1H-vraag is hoe.

Op de volgende dia staat een voorbeeld.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden

Slide 42 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Aant. 3.4 dia 3
Verwijswoorden zijn woorden die naar andere woorden in de tekst verwijzen.
Voorbeelden: hij, hem, het, zij, ze ,haar, we,

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen 3.4 verslag
Je gaat een verslag schrijven over één dag uit je vakantie.

Neem een dag in je hoofd waar je heel veel hebt gedaan of waar je heel veel over kan vertellen.

Voorbeeld: Ik ben in de vakantie naar het chocolade museum in Antwerpen geweest en daar kan ik de hele tour beschrijven.
timer
0:30

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het verslag moet voldoen aan de volgende punten:
  • Het heeft 150 woorden of 15 zinnen;
  • Gebruik de verleden tijd;
  • Schrijf in de inleiding kort waar het verslag over gaat;
  • Schrijf in de kern de gebeurtenissen in de juiste volgorde. Gebruik daarbij woorden om de volgorde aan te geven zoals: eerst, daarna, vervolgens, tenslotte;
  • Gebruik verwijswoorden: ze, zij, haar, het, hem, hij, ze;
  • Schrijf een goede titel boven het verslag;
  • Zet je naam eronder.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies