Thema 5 blok 1 deel 2

Lesdoelen
aan het eind van de les weet je wat een drempelwaarde is t.a.v de voorzieningen in een stad of dorp.

aan het eind van de les kan je bij elke functie een voorziening noemen.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
mens en maatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
aan het eind van de les weet je wat een drempelwaarde is t.a.v de voorzieningen in een stad of dorp.

aan het eind van de les kan je bij elke functie een voorziening noemen.

Slide 1 - Tekstslide

Stadscentrum
Dat is het oudste deel van de stad.
Je vindt daar niet dagelijkse voorzieningen. Bijvoorbeeld: schoenen of games. Je koopt dit namelijk niet dagelijks of wekelijks.

Slide 2 - Tekstslide

Woonwijk, buurt of dorp.
Daar vind je vooral dagelijkse voorzieningen. Bijvoorbeeld een basisschool, bakker of supermarkt.

Vaak zitten deze bedrijven bij elkaar in een buurt/wijkwinkelcentrum.

Slide 3 - Tekstslide

De drempelwaarde.
Is het aantal mensen dat mogelijk van deze voorzieningen gebruik maakt.

Hoe meer mensen gebruik maken van die voorzieningen hoe lager de drempelwaarde.

Slide 4 - Tekstslide

Drempelwaarde
Bijvoorbeeld
gamewinkel= hoge drempelwaarde
Koop je paar per jaar--> weinig klanten in een jaar 

supermarkt= lage drempelwaarde

Slide 5 - Tekstslide

Welke winkel heeft een hoge drempelwaarde?
A
Pianowinkel
B
bakker
C
kapper
D
dierenwinkel

Slide 6 - Quizvraag

Welke winkel heeft een lage drempelwaarde?
A
Pianowinkel
B
Muziekspeciaalzaak
C
lampenzaak
D
Bakker

Slide 7 - Quizvraag

Verkeer.
Verkeer: Het verplaatsen van mensen of goederen.
Denk aan een fiets of auto.

Openbaarvervoer: trein, tram of bus. Dit is voor iedereen toegankelijk.
Als je jezelf kan verplaatsen ben je Mobiel. Heb je geen auto of fiets dan ben je minder mobiel

Slide 8 - Tekstslide

Bereikbaarheid
Je koopt bij een webshop nieuwe schoenen. Die schoenen komen van een distrubutiecentrum. Zo'n bedrijf moet een goede bereikbaarheid hebben. Denk aan goede wegen, bruggen, kanalen.
Deze wegen van transport noemen we infrastructuur. Bij een goede infrastructuur is het niet te druk en is de bereikbaarheid goed.

Slide 9 - Tekstslide

goede infrastructuur
Infrastructuur (verbindingen)

Slide 10 - Tekstslide

Overbelaste infrastructuur

Slide 11 - Tekstslide

Stedelijk gebied.
Omdat steden groeien ( door nieuwe woonwijken, wegen en bedrijventerreinen) onstaat er een aaneengesloten gebied = stedelijk gebied.

Slide 12 - Tekstslide