6.1 Organismen en hun omgeving

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

programma van vandaag
Voorstellen
Afspraken maken
Start lessen Ecologie thema 6

Slide 2 - Tekstslide

Biologie 
3 dingen zijn belangrijk: 

1. Leren van de begrippen
2. Begrippen aan elkaar koppelen (oefenen)
3. Op tijd beginnen met leren




Slide 3 - Tekstslide

Aanmelden H3c
Aanmelden bij klas H3cbi   in lessonup: Code:  aneeu
Aanmelden bij Biologie voor Jou online:    Code:  288140

Uitleg nieuwe doelen. Thema 6 - bs1
Opdrachten maken.  
Afsluiten; hoe is het deze les gegaan? 


Slide 4 - Tekstslide

Thema 6 Ecologie
Basisstof 1
Wat is ecologie?

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
  • 6.1.1 Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
  • 6.1.2 Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
  • 6.1.3 Je kunt in een ecosysteem de voedselrelaties aangeven.

Slide 6 - Tekstslide

Begrippen bs 6.1
  • Ecologie
  • Biotische en abiotische factoren
  • Niveau's van de ecologie
  • individu - populatie - levensgemeenschap
  • biotoop - ecosysteem  - bioom- biosfeer
  • voedselketen - voedselweb
  • Piramide van biomassa en Piramide van aantallen
  • accumulatie





Slide 7 - Tekstslide

Ecologie
Het milieu (leefomgeving) heeft invloed op organismen

Ecologie: onderzoekt de relaties tussen organismen en hun milieu

Slide 8 - Tekstslide

Invloeden van het milieu

  • Abiotisch factoren: levenloze natuur
  • Biotisch factoren: levende natuur

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Niveaus van ecologie
  • Individu: een organisme
  • Populatie: een groep individuen van hetzelfde soort in een bepaald gebied
  • Levensgemeenschap: populaties van verschillende soorten in een bepaald gebied
  • Ecosysteem: alle biotische en abiotische factoren in een gebied

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

  • Biotoop: alle abiotische factoren

  • Bioom: grote gebieden met een kenmerkend klimaat

  • Biosfeer: dunne laag om de aarde


Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk was:
lezen bs 1.1 en maken opdracht 1 en 2
  

Leren doelstellingen:
6.1.1 Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
6.1.2 Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

van hoog naar laag
Orgaan
Organel






Biosfeer
Molecuul
Organisme
Ecosystemen: Levensgemeenschap en/of Biotoop​
Weefsel​
Biomen​
Populatie​
Organenstelsels​
Cel​

Slide 17 - Sleepvraag

 eten en gegeten worden Waarom ???

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen
  • 6.1.1 Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
  • 6.1.2 Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
  • 6.1.3 Je kunt in een ecosysteem de voedselrelaties aangeven.

Slide 19 - Tekstslide

Voedselketen
Voedselketen= een reeks soorten waarbij elke soort een voedselbron is voor de volgende soort

Slide 20 - Tekstslide

Voedselketen
Kijk naar het filmpje (volgende slide)
Maak een voedselketen met  minimaal 3 schakels

timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Noteer hier jouw voedselketen

Slide 22 - Open vraag

Voedselketen
1ste Schakel - plant (maakt zelf energie)

2de Schakel - planteneter

3de 4de  5de Schakel  - alleseter of vleeseter

Slide 23 - Tekstslide

Voedselweb
In een ecosysteem lopen meerder voedselketens door elkaar

Slide 24 - Tekstslide

Op welk plaatje zie je een voedselketen?
A
B
C

Slide 25 - Quizvraag

0

Slide 26 - Video

Voedselrelaties:
- Piramide van aantallen
- Piramide van biomassa
- Accumulatie van gif

Slide 27 - Tekstslide

Piramide van aantallen

Aantal individuen wordt meestal kleiner, maar niet altijd

Slide 28 - Tekstslide

Piramide van aantallen
1 havik 

100 koolmezen

100.000 rupsen

1 eikenboom

Slide 29 - Tekstslide

Piramide van biomassa
Biomassa: totale hoeveelheid energierijke stoffen in een organismen
Elke stap naar boven gaat er energie verloren aan verbranding en afvalstoffen.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Verschil tussen de piramides
Deze is altijd piramidevorm!

Slide 32 - Tekstslide

Accumulatie
Wat nou als onderin een voedselketen een gifstof wordt opgenomen (door gifstoffen in de bodem of bestrijdingsmiddelen), wat gebeurt er dan in de voedselketen?
De stoffen zijn niet door een plant/ dier af te breken.

Slide 33 - Tekstslide

Accumulatie

Hoger in de voedselketen blijft de hoeveelheid gifstoffen gelijk maar de hoeveelheid biomassa neemt af.

Slide 34 - Tekstslide

Accumulatie

De organismen hoger in de voedselketen gaan dood aan gifstoffen die veel eerder in de keten zijn opgenomen.

Slide 35 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat: Maak opdrachten  online:
                   6.1: 3 t/m 10 (opdracht 5 overslaan)
Hoe: Individueel
Hulp: De tekst
Klaar: - Samenvatting/begrippenlijst maken 6.1
             - Extra oefeningen maken 6.1
             - Flitskaarten 6.1
             -Ander huiswerk

Slide 36 - Tekstslide

Volgende keer
Weektaak:
Leren en afmaken bs 6.1
6.1.1 Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
6.1.2 Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
6.1.3 Je kunt in een ecosysteem de voedselrelaties aangeven.


Volgende les:
6.2




Slide 37 - Tekstslide

Een ecoloog onderzoekt de invloed van de hoeveelheid gras op de hoeveelheid konijnen in een gebied. Op welk niveau is dit?
A
Individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem

Slide 38 - Quizvraag

Een ecoloog onderzoekt de invloed van water op de groei van een koolmees. Op welk niveau is dit?
A
Individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem

Slide 39 - Quizvraag

Alle abiotische factoren bij elkaar noemen we...
A
Biotoop
B
Abiotoop
C
Bioom
D
Ecosysteem

Slide 40 - Quizvraag

Merels en mussen die leven in het zelfde bos behoren tot dezelfde populatie
A
juist
B
onjuist

Slide 41 - Quizvraag

Vossen en konijnen die in hetzelfde bos leven behoren tot dezelfde levensgemeenschap
A
juist
B
onjuist

Slide 42 - Quizvraag

Populatiegrootte
  • Als de omstandigheden gunstig zijn dan wordt de populatie groter.
    Bijvoorbeeld als er veel voedsel is en er weinig vijanden zijn.

  • Er gaan veel dieren dood als de omstandigheden ongunstig zijn. De populatie wordt dan kleiner.
    Bijvoorbeeld als er weinig voedsel is en/of er ziektes heersen.

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide