Les 2: Moleculen en atomen & Verbindingen en elementen
Het laboratorium
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Het laboratorium
Slide 1 - Tekstslide
De laborant
Deze les
2.2 Stoffen en fasen (vragen)
2.3 Periodiek systeem der elementen (vragen)
2.6 Reacties (nieuw)
2.5 Verbindingen en elementen (herhaling)
2.4 Moleculen en atomen (herhaling)
Onderzoek: Molecuulbouw
Slide 2 - Tekstslide
Aan welke eigenschap kun je een stof NIET herkennen?
A
massa
B
dichtheid
C
oplosbaarheid in water
D
smeltpunt en kookpunt
Slide 3 - Quizvraag
Waar staan de edelgassen in het periodiek systeem?
In welke groep in het periodiek systeem staan de edelgassen?
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 17
D
groep 18
Slide 4 - Quizvraag
In welke fase bevindt zich de stof in het linker plaatje?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas
D
opgelost in water
Slide 5 - Quizvraag
In groep 1 van het periodiek systeem staan de ...
In groep 1 van het periodiek systeem staan de ....
A
Alkalimetalen
B
Aardalkalimetalen
C
Edelgassen
D
Halogenen
Slide 6 - Quizvraag
Welke fase overgang hoort bij de letter d?
Welke fase overgang hoort bij de letter e en d?
a = vast, i = vloeibaar, h = gas
A
smelten en stollen
B
condenseren en verdampen
C
rijpen of sublimeren
Slide 7 - Quizvraag
Hoe wordt groep 18 in het periodiek systeem genoemd?
A
Halogenen
B
Alkalimetalen
C
Edelgassen
D
Aardalkalimetalen
Slide 8 - Quizvraag
Welke fase overgang hoort bij de letter d?
Welke fase overgang hoort bij de letter b en c?
a = vast, i = vloeibaar, h = gas
A
smelten en stollen
B
condenseren en verdampen
C
rijpen en sublimeren
Slide 9 - Quizvraag
Welke fase overgang hoort bij de letter d?
Freek wil een stuk ijzer vloeibaar maken.
Wat gebeurt er met de snelheid van de deeltjes als het ijzer vloeibaar wordt.
A
snelheid wordt kleiner
B
snelheid wordt groter
C
snelheid blijft gelijk
Slide 10 - Quizvraag
De naam van de stoffen in groep 17 is:
A
halogenen
B
alkalimetalen
C
aardalkalimetalen
D
metalen
Slide 11 - Quizvraag
Welke fase overgang hoort bij de letter d?
Hoeveel moleculen zijn hiernaast afgebeeld?
A
4
B
6
C
8
D
20
Slide 12 - Quizvraag
Welke fase overgang hoort bij de letter d?
Hoeveel soorten verbindingen zijn hiernaast afgebeeld?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 13 - Quizvraag
Welke fase overgang hoort bij de letter d?
Hoeveel soorten elementen zijn hiernaast afgebeeld?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 14 - Quizvraag
Welke fase overgang hoort bij de letter d?
Hoeveel atomen zijn er in totaal hiernaast afgebeeld?
A
2
B
8
C
16
D
20
Slide 15 - Quizvraag
2.6 Reacties
Een reactie is een proces waarbij de beginstoffen verdwijnen en reactieproducten (nieuwe stoffen) ontstaan.
In een reactieschema schrijf je op een korte manier op wat er met de stoffen gebeurt.
Vergeet niet de juiste fase (toestandsaanduiding) achter de stof te zetten.
Slide 16 - Tekstslide
2.6 Reacties
Een reactie is een proces waarbij de beginstoffen verdwijnen en reactieproducten (nieuwe stoffen) ontstaan.
In een reactieschema schrijf je op een korte manier op wat er met de stoffen gebeurt.
Voorbeeld: Bij de reactie van vast ijzer met vast zwavel ontstaat de vaste stof ijzersulfide.
Slide 17 - Tekstslide
2.6 Reacties
Een reactie is een proces waarbij de beginstoffen verdwijnen en reactieproducten (nieuwe stoffen) ontstaan.
In een reactieschema schrijf je op een korte manier op wat er met de stoffen gebeurt.
Voorbeeld: Bij de reactie van vast ijzer met vast zwavel ontstaat de vaste stof ijzersulfide.
Reactieschema:
Slide 18 - Tekstslide
2.6 Reacties
Een reactie is een proces waarbij de beginstoffen verdwijnen en reactieproducten (nieuwe stoffen) ontstaan.
In een reactieschema schrijf je op een korte manier op wat er met de stoffen gebeurt.
Voorbeeld: Bij de reactie van vast ijzer met vast zwavel ontstaat de vaste stof ijzersulfide.
Reactieschema:
Slide 19 - Tekstslide
2.6 Reacties
Bij de ontleding van de vaste stof glucose ontstaat vloeibaar alcohol en het gas koolstofdioxide.
Slide 20 - Tekstslide
2.6 Reacties
Bij de ontleding van de vaste stof glucose ontstaat vloeibaar alcohol en het gas koolstofdioxide.
Geef het reactieschema in woorden met de juiste fase (toestandsaanduiding).
Slide 21 - Tekstslide
2.6 Reacties
Bij de ontleding van de vaste stof glucose ontstaat vloeibaar alcohol en het gas koolstofdioxide.
Geef het reactieschema in woorden met de juiste fase (toestandsaanduiding).
glucose (s) alcohol (l) + koolstofdioxide (g)
Slide 22 - Tekstslide
Bij de reactie van butaangas met zuurstofgas ontstaat het gas koolstofdioxide en waterdamp.
Slide 23 - Open vraag
2.5 Verbindingen en elementen
Slide 24 - Tekstslide
2.5 Verbindingen en elementen
Of metalen of ionen (zouten).
Slide 25 - Tekstslide
2.5 Verbindingen en elementen
Of metalen of ionen (zouten).
lucht: N2(g) + O2(g)
Slide 26 - Tekstslide
2.5 Verbindingen en elementen
Of metalen of ionen (zouten).
lucht: N2(g) + O2(g)
water: H2O(l)
Slide 27 - Tekstslide
2.5 Verbindingen en elementen
Of metalen of ionen (zouten).
lucht: N2(g) + O2(g)
water: H2O(l)
water: H2O(l)
Slide 28 - Tekstslide
2.5 Verbindingen en elementen
Of metalen of ionen (zouten).
lucht: N2(g) + O2(g)
water: H2O(l)
water: H2O(l)
waterstof: H2 (g)
Slide 29 - Tekstslide
2.4 Molecuultekening
Stoffen bestaan uit deeltjes die zo klein zijn dat je ze met het blote oog niet kunt zien (microniveau).
Voorlopig mag je aannemen dat de meeste stoffen uit moleculen bestaan.
Slide 30 - Tekstslide
2.4 Molecuultekening
Stoffen bestaan uit deeltjes die zo klein zijn dat je ze met het blote oog niet kunt zien (microniveau).
Voorlopig mag je aannemen dat de meeste stoffen uit moleculen bestaan.
Water bestaat uit watermoleculen.
Slide 31 - Tekstslide
2.4 Molecuultekening
Stoffen bestaan uit deeltjes die zo klein zijn dat je ze met het blote oog niet kunt zien (microniveau).
Voorlopig mag je aannemen dat de meeste stoffen uit moleculen bestaan.
Water bestaat uit watermoleculen.
Koolstofdioxide bestaat uit koolstofdioxide moleculen.k
Slide 32 - Tekstslide
Uit welke soort moleculen bestaat zand?
Slide 33 - Open vraag
2.4 Molecuultekening
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen.
Atomen zijn dus nog kleiner dan moleculen.
Er zijn ongeveer 120 soorten atomen.
De atomen kunnen op verschillende manieren aan elkaar vast zitten.
Slide 34 - Tekstslide
2.4 Molecuultekening
In een molecuultekening worden atomen voorgesteld als gekleurde bolletjes.
Een molecuul-tekening is een model dat de werkelijkheid simpel weergeeft.
Slide 35 - Tekstslide
Molecuultekeningen
Een molecuultekening geeft weer hoe we ons de ruimtelijke bouw van een molecuul voorstellen. Zo kun je zien hoe de atomen aan elkaar vastzitten en in welke volgorde .
chloor
ethanol
propaan
2.4 Molecuultekening
Slide 36 - Tekstslide
Onderzoek: Molecuul bouw
2.4 Molecuultekening
Bouw van de onderstaande formules de moleculen met de bouwdoos. Teken vervolgens een molecuultekening van de stof.