Bas 11.2 - Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

11.2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

11.2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Kort herhalen met quiz (7 vragen)
Uitleg basisstof 2
Quiz vragen (8 stuks)
Aantekening
Opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen versnellen scheikundige reacties in cellen
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 3 - Quizvraag

Meer enzymen leiden tot hogere enzymactiviteit
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 4 - Quizvraag

Verteringssappen bevatten enzymen. Wat zijn enzymen?
A
indicatoren
B
slotjes voor sleutels
C
stoffen die processen versnellen
D
stofjes die het beste werken bij 37 graden

Slide 5 - Quizvraag

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymactiviteit gelijk.
B
Bij temperatuur P en R werken de enzymen optimaal.
C
Bij temperatuur Q werken de enzymen optimaal.

Slide 6 - Quizvraag

Welk enzym werkt het beste bij 33 graden?
A
x (rood)
B
y (groen)
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 7 - Quizvraag

Wat is conserveren?
A
Omstandigheden ongunstig maken voor schimmels en bacteriën
B
Het vermeerderen van schimmels en bacteriën
C
Voedsel zo snel mogelijk verteren
D
Omstandigheden verbeteren voor schimmels en bacteriën

Slide 8 - Quizvraag

Wat is GEEN manier van conserveren?
A
Drogen
B
Pasteuriseren
C
Vacuüm verpakken
D
Ontdooien

Slide 9 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen.
Je kunt zes groepen voedingsstoffen met hun functies en kenmerken noemen.

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn voedingsmiddelen?
Producten die je eet of drinkt.

Plantaardig of dierlijk.

Bevatten voedingsstoffen.

Plantaardige voedingsmiddelen bevatten voedingsvezels.
Voedingsvezels zijn plantaardige enzymen die de mens niet kan afbreken.

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn voedingsstoffen?
Belangrijke stoffen die ons lichaam nodig heeft.

Ons verteringsstelsel breekt voedingsmiddelen af in stoffen die het lichaam kan opnemen.


Slide 12 - Tekstslide

4 Functies
  • Bouwstoffen: bouw/vervanging cellen
  • Brandstoffen: leveren energie
  • Reservestoffen: opslag 

Vitamine en mineralen:
  • Beschermende stoffen: 
    helpen ziekten te voorkomen

Slide 13 - Tekstslide

Eiwitten
Belangrijke bouwstoffen.

Cellen bestaan uit veel eiwitten zoals enzymen.

Eiwitten worden niet opgeslagen in je lichaam.

Slide 14 - Tekstslide

Koolhydraten
Glucose, suiker en zetmeel.

Koolhydraten zijn een belangrijke brandstof maar ook reserve- en bouwstof.

Glucose wordt omgezet in vet.

Slide 15 - Tekstslide

Vetten
Vetten zijn een brandstof en bouwstof. 

Als een lichaam te veel vet binnenkrijgt wordt het opgeslagen als reserve stof.

Slide 16 - Tekstslide

Vetten
Verzadigd: 
  • Dierlijke vetten
  • Minder gezond
  • Brandstof
Onverzadigd: 
  • Plantaardige vetten (en vis)
  • Gezond
  • Bouwstof

Slide 17 - Tekstslide

Water
Water is een bouwstof, wordt gebruikt voor het vervoeren van stoffen in het lichaam.

Ook cellen bestaan voor een groot deel uit water.

Slide 18 - Tekstslide

Mineralen/zouten
Je lichaam heeft mineralen nodig als bouwstof en beschermende stoffen.

Calcium is een bouwstof voor botten.
Ijzer is nodig voor het maken van rode bloedcellen.

Slide 19 - Tekstslide

Vitaminen
Vitaminen zijn bouwstoffen en beschermende stoffen.

Een tekort aan vitamine maakt je ziek.


Slide 20 - Tekstslide

welke voedingsstoffen dienen als bouwstof?
A
eiwitten
B
eiwitten en mineralen
C
eiwitten, vetten, koolhydraten
D
alle voedingsstoffen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is geen beschermende stof?
A
Vitaminen
B
Vetten
C
Mineralen
D
Eiwitten

Slide 22 - Quizvraag

Vetten zijn
A
Bouwstof
B
Bouwstof, beschermende stof
C
Bouwstof en brandstof
D
Bouwstof, brandstof en reservestof

Slide 23 - Quizvraag

voedingsstof die direct in je bloed wordt opgenomen
voedingsstof die eerst verteerd wordt voordat het in je bloed wordt opgenomen
geen voedingsstof
alle koolhydraten behalve glucose
glucose
vetten
voedingsvezel
mineralen
eiwitten
vitaminen
water

Slide 24 - Sleepvraag

onverzadigde vetten zijn goede vetten
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Voedingsmiddel of voedingsstof?

Sleep de termen naar de juiste categorie
Zetmeel
voedingsmiddel
voedingsstof
vitamine C
sinaasappelsap
aardappel
koolhydraat
boterham
eiwit

Slide 26 - Sleepvraag

Koolhydraten zijn
A
bouwstoffen
B
zowel bouw- als brandstoffen
C
beschermende stoffen
D
brandstoffen, bouwstof en reservestof

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de rol van voedingsvezels bij vertering?
A
ze zorgen voor oppervlakte vergroting
B
ze zorgen voor een goede darmperistaltiek
C
ze helpen bij vertering van vet

Slide 28 - Quizvraag

Aantekening
4 functies: bouwstof, brandstof, beschermende stof, reserve stof.
Voedingsmiddelen: alles dat je eet of drinkt
6 voedingsstoffen: eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitaminen
voedingsvezel: Plantaardige stof die mensen niet kunnen verteren; bevordert de darmbewegingen en de stoelgang.

Slide 29 - Tekstslide

Opdrachten
11.2 Lees in je boek bladzijde 21 t/m 24
Maak online opdracht 1, 2, 3 en 5 t/m 7
Maak in je boek opdracht 4

Slide 30 - Tekstslide