3m H5.2 tangens

Als een driehoek "recht" staat,
spreek je vaak over helling.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Als een driehoek "recht" staat,
spreek je vaak over helling.

Slide 1 - Tekstslide

Als een driehoek "recht" staat,
spreek je vaak over helling.

Je ziet duidelijk wat de hoogte en wat horizontaal is.

Slide 2 - Tekstslide

Als een driehoek "recht" staat,
spreek je vaak over helling.

Je ziet duidelijk wat de hoogte en wat horizontaal is.


hellings % =                         x 100
    hoogte
horizontaal
____________

Slide 3 - Tekstslide


17
34
Bereken het hellings %
A
0,5%
B
50%
C
2%
D
200%

Slide 4 - Quizvraag

Als een driehoek "recht" staat,
spreek je vaak over helling.

Je ziet duidelijk wat de hoogte en wat horizontaal is.




hellings factor = tan(LA)=
____________
    hoogte
horizontaal

Slide 5 - Tekstslide


5
14
Bereken het hellings factor
A
0,357
B
2,8

Slide 6 - Quizvraag


8
7
Bereken tan (LA)
A
1,142
B
1,143
C
0,875

Slide 7 - Quizvraag

Bereken tan LP
tan (LP) =                      =
________
26
500
19,231
0,052

Slide 8 - Sleepvraag

Een driehoek kan ook scheef staan.
Dan is er geen helling, maar wel een tan.

Slide 9 - Tekstslide

Omdat er ook geen horizontaal en hoogte meer zijn, hebben ze de zijdes namen gegeven.
Een driehoek kan ook scheef staan.
Dan is er geen helling, maar wel een tan.

Slide 10 - Tekstslide

AC = langste zijde,
die heet nu schuine zijde (s)

Slide 11 - Tekstslide

AC = langste zijde,
die heet nu schuine zijde (s)
AB = korte zijde die aan A vast zit.

s

Slide 12 - Tekstslide

AC = langste zijde,
die heet nu schuine zijde (s)
AB = korte zijde die aan A vast zit.
die heet nu aanliggende zijde (a)
s

Slide 13 - Tekstslide

AC = langste zijde,
die heet nu schuine zijde (s)
AB = korte zijde die aan A vast zit.
die heet nu aanliggende zijde (a)

BC = korte zijde aan de overkant
s
a

Slide 14 - Tekstslide

AC = langste zijde,
die heet nu schuine zijde (s)
AB = korte zijde die aan A vast zit.
die heet nu aanliggende zijde (a)

BC = korte zijde aan de overkant
die heet nu overstaande zijde (o)
a
s
o

Slide 15 - Tekstslide



 tan(LA)=
__
o
a
De tan van hoek A is nu te berekenen met:
s
aa
o

Slide 16 - Tekstslide



 tan(LA)=
__
o
a
De tan van hoek A is nu te berekenen met:
Onthoud: toa

Slide 17 - Tekstslide


Kijk vanuit LC.

Welke zijde is de aanliggende zijde?
A
AB
B
BC
C
AC

Slide 18 - Quizvraag


Kijk vanuit LC.

Welke zijde is de overstaande zijde?
A
AB
B
BC
C
AC

Slide 19 - Quizvraag


Kijk vanuit LC.

Welke zijde is de schuine zijde?
A
AB
B
BC
C
AC

Slide 20 - Quizvraag


Bereken tan LC.


A
1,2
B
0,833

Slide 21 - Quizvraag

maken blz. 237 opgave 23 en 24
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

o =
a =
tan (LL) =           =
_____ 
Opgave 23
KL
KM
LM
5,5
8
1,455
0,688

Slide 23 - Sleepvraag

o =
a =
tan (LP) =           =
_____ 
Opgave 24a
PQ
PR
QR
6
8
1,333
0,75
10
0,6

Slide 24 - Sleepvraag

o =
a =
tan (LA) =           =
_____ 
Opgave 24b
AB
AC
BC
5
8
1,6
0,390
12,8
0,625

Slide 25 - Sleepvraag

In deze driehoek kun je 3 rechthoekige driehoeken vinden.

Slide 26 - Tekstslide


Welke driehoek moet je gebruiken om tan (LE) te berekenen?
A
EFG
B
EFH
C
FGH

Slide 27 - Quizvraag

tan (LE) =           =
_____ 
1,5
2,6
0,577
0,605
4,3
5,8
1,654

Slide 28 - Sleepvraag

maken blz. 238 opgave 28
timer
5:00

Slide 29 - Tekstslide


Tan (LL) =
A
0,667
B
0,75
C
1,333
D
1,5

Slide 30 - Quizvraag


Tan (LM) =
A
0,667
B
0,75
C
1,333
D
1,5

Slide 31 - Quizvraag


Tan (LK2) =
A
0,667
B
0,75
C
1,333
D
1,5

Slide 32 - Quizvraag


Tan (LK1) =
A
0,667
B
0,75
C
1,333
D
1,5

Slide 33 - Quizvraag

Huiswerk: maken  21 t/m 29

eigen leerroute

goed uitwerken in je schrift!

Slide 34 - Tekstslide