Recap present simple + grammar 2 and 3

Welcome 
Today's plan:
1. Recap present simple
2. Explanation personal pronouns
+ question words
3. Practice with the grammar
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome 
Today's plan:
1. Recap present simple
2. Explanation personal pronouns
+ question words
3. Practice with the grammar

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je de present simple?
A
Bij feiten en gewoontes
B
Wanneer het gaat om het verleden
C
Als het gaat om de toekomst

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Class ... (to start) in 15 minutes.
A
start
B
to start
C
starts
D
starting

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They ... (to read) a book every night.
A
reading
B
read
C
reads
D
to read

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He ... (to feel) lonely sometimes.
A
feel
B
to feel
C
feels
D
felt

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We ... (to cycle) to school everyday.
A
cycles
B
cycle
C
to cycle
D
cycling

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He / she / it krijgen meestal een ... na een werkwoord

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

She ... (to go) shopping every weekend.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

He ... (to fly) to Greece every holiday.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

My mom and dad usually ... (to like) to watch a movie.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

My brother ... (to do) his homework really well.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Personal pronouns
Persoonlijke voornaamwoorden

Ik praat met haar.
Ik vind hem leuk.
Zij kijken naar hen.
Persoonlijke voornaamwoorden komen na het werkwoord.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personal pronouns
I → me
you → you
he, she, it → him, her, it

My dog loves me
Jessy is staring at you.
I don't want to see him/her/it.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personal pronouns
we → us
you → you
they → them

My aunt likes to have dinner with us.
I enjoy teaching you about the English language.
I never do anything with them anymore.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The teacher doesn't like ...
A
he
B
him

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We are having a camping trip with ...
A
them
B
they

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question words
Je stelt vraagwoorden aan het begin van de zin.

Waarom heb je dat gedaan?
Waar heb je dat gevonden?
Hoe wist je wat je moest leren?
Wanneer ben je jarig?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Question words
What
When
Who
Where
Why
Which
How

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Question words - questions 1
Where is the cinema?
Why can't you do a handstand?
When can you meet me?
How is your brother doing?
Who is that person over there?
What is your favourite food?

Slide 19 - Tekstslide

Questions with 'to be' or 'can'
Question words - questions 2
Staat er geen 'to be' of 'can' als werkwoord in de vraag? → Dan gebruik je het werkwoord 'to do' na het vraagwoord.

What do you mean?
Where do you go when you are lost?
How do you know that?
Why do you need a pencil?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Question words
Verschil tussen which en what:
Je gebruikt which als je de opties weet en what als je geen opties hebt of weet.

Which colour is your favourite, blue or green?

What is your favourite colour?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

... colour is that car?
A
which
B
what

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... book is your favourite?
A
which
B
what

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... cookie do you like better, chocolate or vanilla?
A
which
B
what

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I understand the grammar of chapter 1 and feel confident (= zelfvertrouwd) in knowing how to use it!
0100

Slide 25 - Poll

Deze slide heeft geen instructies