Unité 5: HH werkwoorden -re (5 juni)
1 / 19
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
J'ai mal au ventre.
J'ai mal à la tête.
Qu'est-ce que tu as?
Je ne peux rien manger.
Est-ce que tu manges bien?
Ik heb buikpijn.
Ik heb hoofdpijn.
Eet je goed?
Ik kan niets eten.
Wat heb jij?
Slide 5 - Sleepvraag
Sleep de juiste vertalingen naar elkaar toe. Sleep blauw naar rood!
Le dentiste
avoir mal à
la peur
mieux
tomber malade
ziek worden
beter
de tandarts
pijn hebben aan
de angst
Slide 6 - Sleepvraag
Sleep de juiste vertalingen naar elkaar toe. Sleep blauw naar rood!
casser
avoir mal au ventre
l'accident
le sécouriste
de mond
het ongeluk
breken
de verkoudheid
la bouche
de hulpverlener
Slide 7 - Sleepvraag
j'ai mal à la jambe
j'ai mal à la tête
j'ai mal au ventre
j'ai mal à l'oreille
j'ai mal au dos
Slide 8 - Sleepvraag
à la
au
aux
à l'
j'ai mal … jambe
il a mal … nez
nous avons mal ... pieds
elle a mal … épaule
Slide 9 - Sleepvraag
J'ai mal au ventre
J'ai mal aux pieds
J'ai mal au nez.
Slide 10 - Sleepvraag
Je
Ils/elles
Vous
Nous
Il/elle/on
Tu
Verbes en -er -re
Wat zijn de uitgangen in de présent?
-e
-ent
-ons
-s
-s
-ons
-es
-
-ez
-ent
-ez
-e
Slide 11 - Sleepvraag
Verbes en -re (exercice 1)
attendons
attends
attendent
attend
attends
attendez
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Slide 12 - Sleepvraag
Slide 13 - Video
Verbes -re
Zij heeft gehoord
Zij heeft gehoord
A
elle a entendu
B
elle est entendue
C
elle a entendue
D
elle est entendu
Slide 14 - Quizvraag
Verbes -re
Zij is naar beneden gegaan
Zij is naar beneden gegaan
A
elle est descendue
B
elle a descendu
C
elle a descendue
D
elle a descendue
