Les 3 - Molecuul binding

Moleculaire stoffen
Hoofdstuk 3
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Moleculaire stoffen
Hoofdstuk 3

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Vragen stellen
  • Leerdoelen

  • Voorkennis
  • Uitleg

  • Evaluatie
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Vragen (over opdrachten...)??

Slide 3 - Tekstslide

Welke binding heeft
deze verbinding?
A
Covalente atoombinding
B
Polaire covalente atoombinding
C
Ionbinding
D
Metaalbinding

Slide 4 - Quizvraag

Welke binding heeft
deze verbinding?
A
Covalente atoombinding
B
Polaire covalente atoombinding
C
Ionbinding
D
Metaalbinding

Slide 5 - Quizvraag

Welke binding heeft
deze verbinding?
A
Covalente atoombinding
B
Polaire covalente atoombinding
C
Ionbinding
D
Metaalbinding

Slide 6 - Quizvraag

Welke binding heeft
deze verbinding?
A
Covalente atoombinding
B
Polaire covalente atoombinding
C
Ionbinding
D
Metaalbinding

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen
□ Je kunt op microniveau uitleggen hoe de moleculen met alleen covalente bindingen (moleculaire stof) elkaar aantrekken;
o a. Je weet dat moleculen in een moleculaire stof bij elkaar gehouden worden door de molecuulbinding,
o b. Je weet wat de Vanderwaalsbinding is,
o c. Je weet dat tussen moleculen in een moleculaire stof altijd de Vanderwaalsbinding aanwezig is.
□ Je kunt de grootte van een moleculair molecuul in verbrand brengen met het kookpunt van de stof;
o a. Je weet hoe groter het molecuul, hoe krachtiger de Vanderwaalsbinding.

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
□ Je kunt op microniveau uitleggen hoe de moleculen met polaire covalente binding(en) (moleculaire stof) elkaar aantrekken;
o a. Je weet dat moleculen in een moleculaire stof bij elkaar gehouden worden door molecuulbinding,
o b. Je weet dat tussen moleculen in een moleculaire stof altijd de Vanderwaalsbinding aanwezig is,
o c. Je weet dat stoffen met een polaire covalente binding(en) waterstofbruggen  vormen,
o d. Waterstofbruggen is een ‘extra’ binding, bovenop de Vanderwaalsbinding.
□ Je kunt op microniveau uitleggen wanneer stoffen in water kunnen oplossen;
o a. Je weet wat hydrofobe stoffen zijn,
o b. Je weet wat hydrofiele stoffen zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Metaalrooster
Ionrooster

Slide 10 - Tekstslide

Moleculaire stoffen
  • Geleiden géén stroom...
  • Elektronen zitten 'vast' (worden door atomen gedeeld)

  • Atoombinding tussen atomen IN het molecuul

Slide 11 - Tekstslide

Covalente binding
Tussen atomen 
  • Atomen trekken even hard aan elektronen
  • Elektronen paar bevindt zich in het midden
Polair covalente binding
Bijv. tussen H - O & H - N
  • Ene atoom trekt harder aan de elektronen
  • Elektronen bevinden zich dichter naar 1 atoomsoort

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Moleculaire stoffen

Slide 14 - Tekstslide

Bindingen tussen moleculen
  • De aantrekkingskracht tussen moleculen, noemen we:  
  • => vanderwaalskrachten (= molecuul binding).

  • Dit noemen we ook wel de vanderwaalsbinding

  • De vanderwaalsbinding is een zwakke binding
  • => daarom zijn moleculaire stoffen vaak een gas bij kamertemp.
  • => lagere smelt- en kookpunten in vergelijking met zouten en metalen

Slide 15 - Tekstslide

Vanderwaalsbinding
  • De sterkte van de vanderwaalsbinding is afhankelijk van
  • molecuulmassa --> hoe groter de massa hoe sterker de binding
  • contactoppervlak van de moleculen --> hoe groter het contactoppervlak hoe sterker de binding 

Slide 16 - Tekstslide

Molecuulformule:

Massa & (contact)Oppervlaktegrootte zijn van belang voor de sterkte van de VDW-binding
C5H12

Slide 17 - Tekstslide

Vanderwaalsbinding
  • Een vanderwaalsbinding is een binding tussen moleculen. 
  • Het is een relatief zwakke binding. Ze kunnen dan ook vrij makkelijk verbroken worden. 
  • Wanneer je een zo’n binding tussen moleculen verbreekt, verandert de stof van fase. 
  • Wanneer je ijs laat smelten verbreek je de bindingen tussen H2O moleculen. 
  • Wanneer je het water laat verdampen, verbreek je nog meer van die bindingen. Dan gaan de moleculen vrij rondzweven.

Slide 18 - Tekstslide

Welke binding verbreekt bij het ontleden van een moleculaire stof?
A
Atoombinding
B
Ionbinding
C
Metaalbinding
D
Vanderwaalsbinding

Slide 19 - Quizvraag

Welke binding(en) worden verbroken wanneer water kookt?
A
De atoombinding
B
De molecuulbinding
C
De vanderwaalsbinding
D
De waterstofbrug

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet de binding tussen de deeltjes in een zout?
A
Zoutbinding
B
VanderWaalsbinding
C
Atoombinding
D
Ionbinding

Slide 21 - Quizvraag

Welke binding bevindt zich tussen de moleculen van zuurstof (gas)
A
vdWaals binding
B
molecuulbinding
C
apolaire atoombinding
D
geen binding

Slide 22 - Quizvraag

De binding tussen atomen in een molecuul wordt vaak weergegeven met een streepje of een stokje. Deze binding heet:
A
Atoombinding
B
VanderWaalsbinding
C
Waterstofbrug
D
Dipool-dipool interactie

Slide 23 - Quizvraag

Wat voor soort binding geeft de rode pijl aan?
A
Covalente binding
B
Molecuulbinding
C
Polair covalente binding
D
ionbinding

Slide 24 - Quizvraag

Diamant bestaat uit koolstofatomen die
via bindingen aan elkaar verbonden zijn.
Om welk type binding gaat het hier?
A
Atoombinding
B
Ionbinding
C
Metaalbinding
D
VanderWaalsbinding

Slide 25 - Quizvraag

Welke molecuul heeft het hoogste kookpunt verwacht je?


C3H8
C3H6
C4H8
C2H6
A
C2H6
B
C3H6
C
C3H8
D
C4H8

Slide 26 - Quizvraag

Leerdoelen - 1
□ 10.   Je kunt op microniveau uitleggen hoe de moleculen met alleen covalente bindingen                            (moleculaire stof) elkaar aantrekken;
             o a. Je weet dat moleculen in een moleculaire stof bij elkaar gehouden worden door de                               molecuulbinding,
             o b. Je weet wat de vanderwaalsbinding is,
             o c. Je weet dat tussen moleculen in een moleculaire stof altijd de vanderwaalsbinding                              aanwezig is.
11.    Je kunt de grootte van een moleculair molecuul in verbrand brengen met het kookpunt                      van de stof;
              o a. Je weet hoe groter het molecuul, hoe krachtiger de vanderwaalsbinding.



Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen - 2
12. Je kunt op microniveau uitleggen hoe de moleculen met polaire covalente binding(en)                     (moleculaire stof) elkaar aantrekken;
           o a. Je weet dat moleculen in een moleculaire stof bij elkaar gehouden worden door de                              molecuulbinding,
           o b. Je weet dat tussen moleculen in een moleculaire stof altijd de vanderwaalsbinding                            aanwezig is,
           o c. Je weet dat stoffen met een polaire covalente binding(en) waterstofbruggen kunnen                          vormen,
          o d. Waterstofbruggen is een ‘extra’ binding, boven op de vanderwaalsbinding.


Slide 28 - Tekstslide

Leerdoelen - 3
13. Je kunt de kookpunten van verschillende stoffen met elkaar vergelijken en rangschikken                 op kookpunt;
           o a. Je weet waarvan het kookpunt afhankelijk is.
14. Je kunt uitleggen welke verbindingen er verbroken worden bij het ontleden van stoffen;
15. Je kunt uitleggen welke verbindingen er verbroken / gevormd worden bij faseovergangen                van stoffen;

Slide 29 - Tekstslide

Welk(e) leerdoel(en) beheers je nu al?

Slide 30 - Open vraag

Welk(e) leerdoel(en) beheers je (nog) niet?

Slide 31 - Open vraag

Wat ga ik eraan doen om ervoor te zorgen dat ik het wel begrijp / kan?

Slide 32 - Open vraag

Aan de slag 

  • Doorlezen §3.3 + §3.4
  • Maken:
      * §3.3 => opdr. 18, 22, 26,
 
     * §3.2 => opdr. 11, 13, 15, 16, 17
      * §3.1 => opdr. 2, 5, 8, 9



  • Eerste 5 minuten in stilte
  • Daarna fluisterend overleggen met buur of werken met muziek

  • Vraag? Steek je hand op
  • Af? => Geen huiswerk
timer
5:00

Slide 33 - Tekstslide

Filmpje 1
VanderWaaldbinding (kort)

Leerdoel 9 (+ 10)

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Filmpje 2
VanderWaaldbinding (uitgebreid)

Leerdoel 9 + 10

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video