H5 Hoofdletters en aanhalingstekens

Lesprogramma
  1. Bespreken lesdoelen.
  2. Uitleg hoofdletters en interpunctie.
  3. Opdrachten maken.
  4. Lesafsluiting
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Lesprogramma
  1. Bespreken lesdoelen.
  2. Uitleg hoofdletters en interpunctie.
  3. Opdrachten maken.
  4. Lesafsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • weet je wanneer je hoofdletters, punten, vraagtekens, uitroeptekens, komma's, aanhalingstekens en dubbele punten moet gebruiken. 

  • kun je uitleggen waarom het gebruik van hoofdletters en interpunctie belangrijk is.

  • kun je van een geven zin herkennen en uitleggen hoe interpunctie de betekenis bepaald.

  • kun je zelfstandig een tekst schrijven waarin je hoofdletters en leestekens goed gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom interpunctie?
  • Leestekens en hoofdleeters zijn ervoor om de lezer houvast te geven en verbeteren de leesbaarheid van de tekst.
  • Zonder interpunctie is een een stuk tekst niet leesbaar

  • Leestekens worden ook gebruikt om aanwijzingen te geven over de uitspraak (intonatie) of de betekenis van een woord/zin.
  • Zelfs een relatief eenvoudige uiting kan enorm verwarrend worden zonder interpunctie; er zijn dan verschillende betekenissen mogelijk. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Doet niet zo gek Grietje zei Hans. Een rokje? Je bent toch mijn broertje en niet mijn zusje. 
Oorzaken fouten
  • Door email, sms en chat (digi-taal) is een groot deel van de communicatie informeler geworden en zie je dat veel schrijvers slordiger omgaan met interpunctie.

  • Door te weinig kennis van de regels doen veel mensen maar wat.  Snel een leesteken plaatsen op gevoel ('zo staat het mooi'), in plaats van doelbewust een betekenis meegeven. 

  • Door te weinig inzicht in de functies van leestekens.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over hoofdletters en aanhalingstekens?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de kerkstraat ligt in het centrum van alkmaar.
A
de kerkstraat ligt in het centrum van alkmaar.
B
De kerkstraat ligt in het centrum van Alkmaar.
C
De kerkstraat ligt in het centrum van alkmaar.
D
De Kerkstraat ligt in het centrum van Alkmaar.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ik wil graag naar de griekse eilanden op vakantie.
A
Ik wil graag naar de griekse eilanden op vakantie.
B
Ik wil graag naar de Griekse eilanden op vakantie.
C
ik wil graag naar de Griekse eilanden op vakantie.
D
ik wil graag naar de griekse eilanden op vakantie.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

's avonds mag je niet naar buiten.
A
's avonds mag je niet naar buiten.
B
's Avonds mag je niet naar buiten.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

't is goed met je.
A
't Is goed met je.
B
't is goed met je.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3 minuten duurt het filmpje.
A
3 minuten duurt het filmpje.
B
3 Minuten duurt het filmpje.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

@tekens gebruik je voor emailadressen.
A
@tekens gebruik je voor emailadressen.
B
@-Tekens gebruik je voor emailadressen.
C
@-tekens gebruik je voor e-mailadressen.
D
@-tekens gebruik je voor emailadressen.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

mevrouw de groot
A
mevrouw De Groot
B
mevrouw de Groot

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

kelvin van der steen
A
Kelvin van der Steen
B
Kelvin Van Der Steen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

meneer a. van der steen
A
meneer A. van der Steen
B
meneer A. Van der Steen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

meneer van der steen
A
meneer van der Steen
B
meneer Van der Steen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

kerstmis - kerstvakantie
A
kerstmis - kerstvakantie
B
Kerstmis - kerstvakantie
C
Kerstmis - Kerstvakantie
D
kerstmis - Kerstvakantie

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

christendom, jodendom en de islam
A
christendom, jodendom en de islam
B
Christendom, Jodendom en de Islam

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

kerstmis - eerste kerstdag
A
Kerstmis - eerste kerstdag
B
kerstmis - eerste kerstdag
C
Kerstmis - eerste kerstdag
D
Kerstmis - Eerste Kerstdag

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begin van een zin



Gebruik een hoofdletter bij:
  • Het eerste woord van een zin.
  • Namen personen: De Vries, Jan, Annet
  • Namen van boeken, films, etc.: Lord of the Rings
  • Merknamen:Coca-Cola, Nike
  • Feestdagen: Kerst, Suikerfeest
  • Namen van volken: de Jappanners
  • Historische gebeurtenissenTweede Wereldoorlog
  • Aardrijkskundige namen (steden, landen, provincies, rivieren, etc.): Harderwijk, Spanje, Overijssel, de Maas, de Alpen.

Hoofdletters worden gebruikt om een tekst structuur te geven en leesbaar te maken.
Ze markeren het begin van een zin of geven aan dat het om een naam/titel gaat.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fouten met hoofdletters
In de volgende gevallen gebruik je geen hoofdletter:

  • Als de zin begint met een cijfer:
    5 mei is het Bevrijdingsdag.
  • Dagen, maanden en seizoenen in de zin:
    Op zaterdag 20 maart begon de lente.
  • Tijdperken:
    In de middeleeuwen heerste de pest.
  • Als een naam van een volk of lid van een volk niet meer verwijst naar het volk:
    Bij de italiaan om de hoek kan je heerlijke lasagne krijgen. 
  • Bij zinnen die beginnen met 's of 't (de hoofdletter komt dan bij het eerste woord na de letter: 's Morgens, 't Plein).

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eind van de zin
Een punt, vraagteken of uitroepteken geeft het einde van een zin aan. Deze markering zorgt voor structuur en beter tekst begrip. 

Wanneer gebruik je welk leesteken om het einde van een zin te markeren:
  • Punt - aan het einde van een gewone zin.
  • Uitroepteken - bij een waarschuwing, bevel of uitroep.
  • Vraagteken - als je een vraag stelt.

  • Let op! Schrijf aan het einde van een zin nooit meerdere vraagtekens of uitroeptekens

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Komma (1)
De komma is bedoeld als een leespauze. Als je een pauze hoort in een zin, dan is dat de plek waar je een komma plaatst. De komma zorgt ervoor dat je de zin beter begrijpt.

Je gebruikt de komma op de volgende plekken:
  • Rustpunt in de zin. Daar waar je een duidelijke adempauze in de zin hoort, plaats je een komma. Dit is echter wel een lastig punt. Voor de een ligt het rustpunt in de zin op een andere plek dan voor de ander.
  • Tussen twee persoonsvormen in een samengestelde zin:
     Nadat ik ’s ochtends uit bed kom, drink ik altijd eerst een kopje koffie.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Komma (2)
  • Tussen gelijkwaardige bijvoeglijke naamwoorden: Daarmee wordt bedoeld dat de bijvoeglijke naamwoorden onafhankelijk van elkaar een eigenschap van het daaropvolgende zelfstandig naamwoord benoemen:
    Het lieve, schattige hondje.
  • Bij een opsomming (behalve bij het woordje ‘en’):
    Ik heb hoofdpijn, keelpijn en ik heb een loopneus.
  • Rond een bijzin die meer vertelt over het onderwerp:
    De kinderen, die allemaal erg moe waren, gingen vroeg naar bed.
  • Voor voegwoorden als: omdat, hoewel, indien, maar en want:
    Ik trek een vest aan, want ik heb het koud.
  • Voor en/of na een aanspreking: 
    Sandra, wil jij iets drinken?
    Wil jij iets drinken, Sandra?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dubbele punt
Maak gebruik van een dubbele punt om een opsomming, een uitleg of een citaat in te leiden.

  • Mijn hobby’s zijn: koken, hardlopen en lezen.
  • Je kunt twee dingen doen: ruzie maken of negeren.
  • Sandra vroeg aan mij: “Zullen we vanavond samen naar de bioscoop gaan?”

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens
  • Als iemand iets zegt, vraagt of roept (bij een citaat) gebruik je een dubbele punt en aanhalingstekens
  • Je mag zelf kiezen of je enkele (') of dubbele ('') aanhalingstekens gebruikt. Maar wees consistent in het gebruik (doe hetzelfde).

  • Als iets niet serieus bedoeld is / als het woord in de zin niet de normale betekenis heeft, zet je dat ook tussen aanhalingstekens.

  • Je kunt ook op andere manieren een citaat weergeven. Je gebruikt dan geen dubbele punt en geen extra hoofdletter. Wel gebruik je aanhalingstekens.
  • ‘Ik wil naar huis,’ zei Sophie.
  • ‘De bel is al lang gegaan,’ zei Sophie, ‘nu wil ik naar huis.’
  • ‘Waarom,’ vroeg Sophie, ‘mag ik nu nog niet naar huis?’
  • ‘Weet u nu nóg niet dat ik naar huis wil?’ vroeg Sophie verbaasd.
  • ‘Ik wil nu naar huis,’ zei Sophie. ‘En denk maar niet dat ik morgen nog een keer ga nablijven!’
  • ‘Ik wil nu naar huis!’ schreeuwde Sophie.
  • ‘Ik wil naar hui-huis,’ snikte Sophie. ‘Alle andere kinderen zijn ook al weg. Hoe durft u me hier te houden.’

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens gebruik je alleen bij de
A
indirecte rede
B
directe rede

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zei ik ga niet mee
Ik zei: 'Ik ga niet mee.'

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga niet mee zei ik
'Ik ga niet mee' ,  zei ik.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik vroeg gaan jullie wel?
Ik vroeg: 'Gaan jullie wel?'

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gaan jullie wel vroeg ik.
'Gaan jullie wel?' , vroeg ik.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als jullie niet gaan zei ik ga ik ook niet.
'Als jullie niet gaan' , zei ik, 'ga ik ook niet.'

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik geen aanhalingstekens bij gedachten.
Ik dacht: hoe kom ik hier onder uit?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ken het woord 'bouwpathologie' niet.
Als je niet de betekenis gebruikt in de zin, maar echt het woord zelf bedoelt.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik lees het boek 'Kruistocht in spijkerbroek'.
Gebruik aanhalingstekens bij titels. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
H5 Spelling 
Lees het groene blok.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies