H4 NSK KLAS 2H | Proef SO 4.3 en 4.4

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Snelheid is de afstand die je in
een bepaalde tijd aflegt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een eenheid van
snelheid?
A
uur per kilometer
B
kilometer per uur
C
meter
D
seconde

Slide 3 - Quizvraag

In de Natuurkunde gebruik je
de km/h als eenheid van snelheid
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 4 - Quizvraag

In de bebouwde kom mag je
50 km rijden?
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 5 - Quizvraag

Reken om!

20 m/s = ... km/h
A
71 km/h
B
72 km/h
C
61 km/h
D
68 km/h

Slide 6 - Quizvraag

Reken om!

0,25 m/s = ... km/h
A
0,9 km/h
B
0,9 m/s
C
1,0 m/s
D
0,99 m/s

Slide 7 - Quizvraag

Reken om!

180 km/h = .. m/s
A
55,5 km/h
B
49,9 m/s
C
50 m/s
D
50 km/h

Slide 8 - Quizvraag

Reken om! Rond af op 1 decimaal!

50 km/h = ... m/s
A
13,8 m/s
B
13,9 m/s
C
13,88 m/s

Slide 9 - Quizvraag

Je fietst met constante snelheid.
Wat geldt dan voor je trapkracht vergeleken met de totale tegenwerkende kracht?
A
Je trapkracht is kleiner
B
Je trapkracht is even groot
C
Je trapkracht is groter
D
Je hebt helemaal geen trapkracht nodig.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de beweging van een optrekkende auto?
A
voortstuwend
B
constant
C
versneld
D
hard

Slide 11 - Quizvraag

Een kat valt met een vertraagde beweging?
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 12 - Quizvraag

Op een vallende kat werken geen krachten?
A
Niet waar
B
Waar

Slide 13 - Quizvraag

De zwaartekracht op een vallende
kat is groter dan de luchtweerstand.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 14 - Quizvraag

Als een voorwerp valt, is de zwaartekracht altijd groter dan de luchtweerstand?
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 15 - Quizvraag

De fietst met een contante snelheid! De totale wrijvingskracht is 50N.
Hoe groot is je trapkracht?
A
100 N
B
25 N
C
50 N
D
0 N

Slide 16 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de luchtweerstand als je harder trapt?
A
Wordt groter
B
wordt kleiner
C
Blijft gelijk
D
wordt 0 N

Slide 17 - Quizvraag

Een regendruppel valt met een constante snelheid doordat er zwaartekracht op werkt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Om een voorwerp te versnellen is een nettokracht nodig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Op een voorwerp dat met constante snelheid beweegt, werkt een nettokracht in de bewegingsrichting?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Ben je Klaar?

Lever dan de toets in! En wacht tot de anderen klaar zijn met de toets!

Als iedereen klaar is, geeft mnr. Ellermeijer de cijfers.

DEZE TELLEN NIET MEE IN MAGISTER!!!

Slide 21 - Tekstslide