Grammatica 1.4 en 2.4

Grammatica 1.4 en 2.4
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 1.4 en 2.4

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze les:
* Kun je de zinsdeelproef gebruiken
ken je de termen:
zinsdeel, persoonsvorm, onderwerp, zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en werkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Redekundig ontleden
Het ontleden van zinnen in zinsdelen

Slide 3 - Tekstslide

Weet je nog?
Deel de onderstaande zinnen op in zinsdelen:

Gisterochtend leerde Annie haar huiswerk.

Gerben kocht voor zijn vader een nieuw horloge.

Slide 4 - Tekstslide

Redekundig ontleden
(ontleden in zinsdelen) 
* Hoe vind ik de persoonsvorm?

* Hoe vind ik het onderwerp?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

zinsdeelproef
Hoe was het ook alweer? 

(Zinsdeel is een stukje van een zin wat ik voor de pv kan plaatsen, zonder dat de betekenis van de zin verandert)

Slide 7 - Tekstslide

Gezegde
- Werkwoordelijk gezegde

- Naamwoordelijk gezegde 

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
- Alle werkwoorden in de zin 
- Het belangrijkste werkwoord heeft een duidelijke betekenis

Julie en Cas wilden altijd naast elkaar zitten 
wg= wilden zitten (duidelijke betekenis)

Slide 9 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
- Alle werkwoorden in de zin + een eigenschap 
- Het belangrijkste ww heeft een aanvulling nodig 

Zie volgende slide

Slide 10 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
De jongens waren dikke vrienden geworden
ww: waren geworden 

(hebben een aanvulling nodig, nog niet duidelijk wat ze geworden waren)

Ng= waren dikke vrienden geworden. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Onderwerpsproef
Vraag: Wie of wat + gezegde? 

Van meervoud naar enkelvoud
(PV en onderwerp veranderen beide) 

Slide 13 - Tekstslide

Taalkundig ontleden
Zinnen opgebouwd uit losse woorden, dit noemen we woordsoorten. 

Welke woordsoorten ken je nog?

Slide 14 - Tekstslide

lidwoord en zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

werkwoord
Weet je nog wat het is?

Slide 19 - Tekstslide

Voorzetsel 
Je kunt het plaatsen voor de kast
of voor de vakantie

Slide 20 - Tekstslide

Voegwoorden
Voegwoorden (plakwoorden) 
plakken twee zinnen aan elkaar tot een samengestelde zin 
en en of  verbinden vaak zinsdelen met elkaar

Slide 21 - Tekstslide

Welk woord is het voegwoord?
Jan loopt recht maar Kees loopt slingerend. 

In de klas staat een bord en er staat ook een prullenbak. 

Op het plein mag niet gelopen worden want de tegels zijn kapot.

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opdracht 2

Aan de hand van de fouten die je maakt in deze opgave bepalen welke opdrachten je gaat maken. 

Slide 23 - Tekstslide