H1 Taalverzorging, pv en zinsdelen

Welkom!
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Leesboek
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Schrift 
  • Pen
timer
2:00
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Leesboek
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Schrift 
  • Pen
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen in je boek
timer
8:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?

  • Hoofdstuk 1 Grammatica:
    Instructie en oefenen:
     persoonsvorm en zinsdelen
  • Maken opdrachten
  • Evaluatie les
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen hoofdstuk 1 Taalverzorging
Persoonsvorm en zinsdelen.

  • Ik kan de persoonsvorm in korte zinnen vinden.
  • Ik kan de zinsdeelproef gebruiken om zinnen in zinsdelen te verdelen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie persoonsvorm en zinsdelen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Link

Deze slide heeft geen instructies

persoonsvorm vinden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Tom een scheur.'
A
zijn
B
Tom
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de persoonsvorm:
Jacob wil heel graag gamen.
A
Jacob
B
gamen
C
wil
D
graag

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt hij niet graag?'
A
Waarom
B
hij
C
wandelt
D
Er is geen persoonsvorm.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zinsdelen?
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • Belangrijk: de persoonsvorm is altijd een zinsdeel!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen vinden

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm en zet deze tussen 2 streepjes: 
je hebt het eerste zinsdeel al gevonden!

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2: welke woorden kunnen vóór de persoonsvorm staan? Puzzelen en schuiven maar!

De dokter  heeft  aan de patiënt een pijnlijke prik  gegeven

  • De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
  • Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
  • Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven


De dokter  heeft  aan de patiënt een pijnlijke prik  gegeven

Slide 16 - Tekstslide

Na deze slide zijn twee routes mogelijk:

1. naar het online schoolbord (link in volgende dia), en hier meeschrijven met de antwoorden van de leerlingen.

2. De leerlingen laten vertellen en met de dia's 14-16 nog eens kort uitleggen en illustreren hoe het werkt.

De dokter | heeft | aan de patiënt | een pijnlijke prik | gegeven


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig opdrachten maken

  • Maken opdracht 1, 2, 3 en 4 op blz 30 en 31
  • Ben je klaar? Ga dan verder met opdracht 5
  • Heb je een vraag? Steek je vinger op.
timer
0:12

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1 
1 Ik ontvang graag al mijn vrienden op mijn verjaardag.
2 Snapt iedereen deze opdracht?
3 Rosa verstopt de mobiel van haar broer in de kast.
4 In paniek belde hij 112 op.
5 Martyna haalde een goed cijfer voor haar Engels.
6 De leerlingen van 1A debatteren over de nieuwe schoolregels.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2
1 Mijn moeder / doet / elke vrijdag / boodschappen / op de markt.
2 Op zondag / ga / ik / altijd / een heel eind / wandelen / met mijn hond.
3 Onze buurman / is / een echte sportman.
4 Morgen / gaat / Anouk / naar die bekende kapper in Utrecht.
5 Hoe laat / komt / de / intercity / in Rotterdam / aan?
6 Tijdens een wheelie / brak / het handvat van Kevins fiets.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GELEERD?
- je weet hoe je de persoonsvorm in een zin kan vinden
- je weet hoe je een zin in zinsdelen kan verdelen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot de volgende les!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3
1 Nimra / was/ superblij / met haar hoge wiskundecijfer.
2 Op YouTube / kun / je / allerlei leuke filmpjes / gratis / bekijken.
3 Maarten / moet / iedere dag / de afwasmachine / uitruimen / van zijn moeder.
4 Alle meisjes van de brugklas / gaan / morgen / naar een sciencedag.
5 Zaalberg, het bedrijf van Kips leverworst, / stort zich / nu / op de groenteburger.
6 Hetty / gaat / regelmatig / winkelen / met haar vriendinnen.



Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4
1 De bange jongen / hoorde / een vreemd geluid / op de zolder van het huis.
2 De antieke televisie van mijn ouders / is / nu / helemaal kapot.
3 Met veel inspanning / kon / de keeper van het voetbalelftal / een doelpunt / voorkomen.
4 In de pauze / gaat / Rob / naar de snackbar aan de overkant van de school.
5 Volgens de burgemeester / kan / voetbal / vaker / zonder politie.
6 Geert / vliegt / vanavond / voor zijn werk / naar Londen.




Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GELEERD?
- je weet hoe je de persoonsvorm in een zin kan vinden
- je weet hoe je een zin in zinsdelen kan verdelen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zinsdelen?
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • Belangrijk: de persoonsvorm is altijd een zinsdeel!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen vinden

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies