Les 22 september

Les zinsstructuur
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les zinsstructuur

Slide 1 - Tekstslide

In Nederland hebben we 2 soorten hoofdzinnen:

Een gewone hoofdzin:
Onderwerp - persoonsvorm (1e werkwoord) - rest van de zin - 2e werkwoord

voorbeeld: 
Mijn broer maakt veel doelpunten.
Mijn broer heeft veel doelpunten gemaakt.

Een hoofdzin met inversie:
Ander element - persoonsvorm (1e werkwoord)- onderwerp - rest - 2e werkwoord

Voorbeeld:
Tijdens de wedstrijd heeft mijn broer veel doelpunten gemaakt.
Gisteren zijn we naar het strand geweest.


Slide 2 - Tekstslide

Zinsstructuur - woordvolgorde

Hoofdzin + hoofdzin

conjuncties om 2 hoofdzinnen te verbinden:
(Woemd) = Want - of - en - maar - dus 

1 Ik ga naar de stad want ik heb kleren nodig. (reden)
2 Hij gaat naar de Albert Heijn of hij doet zijn boodschappen bij de Hoogvliet. (keuze)
3 Zij speelt graag piano en haar zus zingt graag. ( verbinden van 2 zinnen)
4 Ik houd van gitaar spelen maar ik vind drummen leuker. (tegenstelling)
5 Wij hebben goed gezwommen dus wij krijgen onze diploma. (conclusie)


Slide 3 - Tekstslide

Zinsstructuur - woordvolgorde

Hoofdzin + bijzin

conjuncties: 
omdat/ doordat - als - toen - voordat - nadat - totdat - terwijl - zodat - zodra - hoewel 

Begint de zin met een conjunctie dan krijgt de hoofdzin inversie:

Voorbeeld:
Ik ben vandaag naar het strand gegaan, omdat het mooi weer is.
Let op werkwoorden komen achteraan in de bijzin.

Omdat het mooi weer is, ben ik vandaag naar het strand gegaan.
Begin = bijzin werkwoord achteraan, hoofdzin inversie








 


Slide 4 - Tekstslide

Vaste constructie:

1 Zowel Saskia als Willem komen uit Nederland.
Zowel ...... als ..........=  de vaste constructie.
 
Zowel Julia als Willem volgen de cursus Nederlands.
Zowel jij als hij beginnen aan deze opdracht.
Zowel mijn huis als jouw huis heeft/hebben veel licht.
Zowel mijn vriend als jouw vriend houdt/houden van uitgaan.
Zowel jouw kinderen als mijn kinderen spelen graag buiten.



Slide 5 - Tekstslide

Zinsstructuur:

Begint de zin met een bijzin dan krijg je inversie in de hoofdzin.
1 Wanneer (als/ indien) ik schrijf, schrijf ik jou. 
2 Als het regent, (dan) zwem ik niet.


Begint de zin met een hoofdzin, dan krijg je de gewone volgorde in de bijzin.
3 We gaan niet, tenzij jullie gaan.

Bij het hoeveelheidswoord hoeveel krijg je inversie:
hoeveel - (wat) - persoonsvorm - onderwerp.
4 Hoeveel broers en zussen heb je?


Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel broers en zussen heb je?

Vraagwoord hoeveel     wat                           persoonsvorm                onderwerp
Hoeveel                             broers en zussen  heb                                         je               
Hoeveel                             kinderen                 heb                                         je 
Hoeveel                             zakgeld                  krijg                                         je 



Maar ook:
Vraagwoord hoeveel       onderwerp      persoonsvorm          rest van de zin
Hoeveel                               kinderen          zitten                          er in de klas?
Hoeveel                                                          kost                                     dat?





Slide 7 - Tekstslide

Weet jij of je moeder vlees eet?

Weet jij = hoofdzin 
of je moeder vlees eet = hoofdzin
Hoofdzin + hoofdzin = gewone volgorde

Ik weet niet waarom bananen geel zijn.
Ik weet niet = hoofdzin
waarom bananen geel zijn = bijzin
Hoofdzin + bijzin = inversie (in de bijzin)








Slide 8 - Tekstslide

Bijzin + hoofdzin 

Doordat zij veel zwemt, is ze sterk. 
Doordat = conjunctie
is ze = inversie

Doordat zij veel zwemt = bijzin
is ze sterk = hoofdzin

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdzin of bijzin?

Stappenplan:
1 Kijk naar de conjunctie (voegwoorden)
2 Komt het voegwoord in woemd (want, of, en, maar, dus) voor?
3 Zo ja:  2 hoofdzinnen. Volgorde blijft hetzelfde.
4 Zo nee dan: hoofdzin en een bijzin.
5 Begint de zin met een hoofdzin? Volgorde blijft hetzelfde.
6 Begint de zin  met een bijzin? De hoofdzin (2e zin) krijgt inversie. 

(werkwoorden komen achteraan in de bijzin)

Slide 10 - Tekstslide