2KB - 1.5 present simple + and/or/but

Welcome!
Today:
  1. Homework check
  2. Grammar: Present simple
  3. And/or/but
  4. Time for questions & homework
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
Today:
  1. Homework check
  2. Grammar: Present simple
  3. And/or/but
  4. Time for questions & homework

Slide 1 - Tekstslide

Today's goals
Aan het eind van deze les weet je wat de 'present simple' is
Aan het eind van deze les kan je de 'present simple' gebruiken in een zin

Slide 2 - Tekstslide

Present simple: wat is dat? 
De tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present simple.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je de present simple? 
In bijna alle gevallen gebruik je gewoon het hele werkwoord:

Sleep - eat - dance - play - love - run
bv.  You eat too much

Alleen bij He/She/It komt er een:  +s 
He/she/it :eat +s -> He/she/it eats
He/she/it : Sleep +s -> He/she/it sleeps

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak je de present simple? 


Alleen bij He/She/It komt er een:  +s 
He/she/it :eat +s -> He/she/it eats
He/she/it : Sleep +s -> He/she/it sleeps

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Het werkwoord rennen: Run
I run home - Ik ren naar huis.
You run home - Jij rent naar huis.
He runs home - Hij rent naar huis
She runs home - Zij rent naar huis.
It runs home - Het rent naar huis.
We run home - Wij rennen naar huis.
You run home - Jullie rennen naar huis.
They run home - Zij rennen naar huis.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
Het werkwoord dansen: Dance
I dance at home - Ik dans thuis.
You dance at home - Jij danst thuis.
He dances at home - Hij danst thuis
She dances at home - Zij danst thuis.
It dances at home - Het danst thuis.
We dance at home - Wij dansen thuis.
You dance at home - Jullie dansen thuis.
They dance at home - Zij dansen thuis.

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoord: sleep
He .... a lot
A
sleep
B
sleeps
C
slep

Slide 9 - Quizvraag

Werkwoord: sleep
We .... a lot at home
A
sleeps
B
sleep

Slide 10 - Quizvraag

Werkwoord: sleep
You .... a lot at work
A
sleep
B
sleeps

Slide 11 - Quizvraag

Werkwoord: work
He .... a lot
A
work
B
works

Slide 12 - Quizvraag

Werkwoord: sleep
She .... a lot
A
works
B
work

Slide 13 - Quizvraag

Werkwoord: love
I .... many people
A
loves
B
love

Slide 14 - Quizvraag

Werkwoord: love
He .... many people
A
loves
B
love
C
lovs

Slide 15 - Quizvraag

Werkwoord: love
It .... many people
A
loves
B
lovs
C
love

Slide 16 - Quizvraag

Practice
  1. https://www.perfect-english-grammar.com/present-simple-exercise-7.html
  2. https://www.perfect-english-grammar.com/present-simple-exercise-7.html
  3. https://www.perfect-english-grammar.com/present-simple-exercise-14.html

Slide 17 - Tekstslide

Next up:

What are Conjunctions and how do I use them?

Slide 18 - Tekstslide

Conjunctions. (voegwoorden)

Slide 19 - Tekstslide

Is it Thursday ... Friday today?
A
and
B
but
C
or
D
then

Slide 20 - Quizvraag

Would you prefer coffee, .... tea?
A
but
B
and
C
or
D
if

Slide 21 - Quizvraag

I like ham ____ cheese with my bread.
A
and
B
because
C
but
D
or

Slide 22 - Quizvraag

Can I take away your plates ___________ haven’t you finished yet?
A
Or
B
Because
C
But
D
And

Slide 23 - Quizvraag

I want to go out ___ have fun.
A
and
B
or
C
so
D
but

Slide 24 - Quizvraag

Should I stay .... should I go?
A
and
B
but
C
or
D
so

Slide 25 - Quizvraag

Homework for friday

BBL en KBL:
Make: 1.5 - 3 t/m 9

Slide 26 - Tekstslide