V5 - TH1 - les 6

Thema 1: regeling
BS3: Het zenuwstelsel

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Thema 1: regeling
BS3: Het zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
- stroop test
- invul oefening

vragen? 

Slide 2 - Tekstslide

huiswerk
maak de opdrachten 28 t/m 30

maak het invulblad af 
- N.B. er staan wat extra pijlen en lijnen op
- gebruik vooral je BINAS

check of je nog vragen hebt over BS3 want we gaan verder met BS4

Slide 3 - Tekstslide

Wakker operatie

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Thema 1: Regeling
BS4: Reflexen en het autonome zenuwstelsel

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les kun je: 
  • de functie van reflexen en een reflexboog beschrijven. 
  • de werking van het autonome (of vegetatieve) zenuwstelsel beschrijven. 

Slide 7 - Tekstslide

Begrippen
reflex
reflexboog
orthosympatische deel
parasympatische deel
innerveren
doelwitorgaan
dubbele innervatie 

Slide 8 - Tekstslide

bewuste reactie
het animale zenuwstelsel regelt bewuste reacties, zoals een beweging die je bewust wil maken:
-> impuls in bewegingscentra van de grote hersenen 
-> via schakelneuronen naar de kleine hersenen 
-> vervolgens naar de schakelneuronen in de hersenstam en het ruggenmerg
-> impulsen via motorische neuronen naar de spieren die dan samentrekken en bewegen

Slide 9 - Tekstslide

reflexen
  • onbewuste reacties 
  • ook animale zenuwstelsel
  • vb. als je iets heet aanraakt dat je je hand snel wegtrekt
  • reflex is een vaste, snelle onbewuste reactie op een bepaalde prikkel

Slide 10 - Tekstslide

Reflexen - reflexboog

Slide 11 - Tekstslide

Autonome (vegetatieve) zenuwstelsel
  • 2 delen met tegengestelde werking
  • handhaven van de homeostase van het lichaam
parasympatisch
  • rust en herstel bevordering
  • verhoging activiteit van darmbeweging, verteringssappen, 
  • verlaging van de hartslag en ademhaling
orthosympatisch
  • energie kostende activiteiten:
  • verhoging hartslag, ademhaling, lever, etc
  • verlaging activiteiten van verteringsstelsel en nieren

Slide 12 - Tekstslide

Autonome zenuwstelsel

Slide 13 - Tekstslide

huiswerk
maak de opdrachten 32 t/m 37

Slide 14 - Tekstslide

Een prikkel wordt opgevangen door een zintuigcel. Deze maakt een impuls. Wat is een impuls?
A
Een chemische reactie
B
Een stroompje
C
Hetzelfde als een prikkel

Slide 15 - Quizvraag

Orgaan dat prikkels op kan vangen.
Orgaanstelsel dat bestaat uit hersenen, ruggenmerg en zenuwen.
Gedeelte van het zenuwstelsel dat uit hersenen en ruggenmerg bestaat.
Cel in het zenuwstelsel die impulsen kan geleiden.
Cel in een zintuig waar een prikkel wordt omgezet in een impuls.
Zintuig
Zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel
Zenuwcel
Zintuigcel

Slide 16 - Sleepvraag

Als je parasympathische zenuwstelsel meer doet dan je sympatische zenuwstelsel, dan ben je...
A
in rust
B
in actie

Slide 17 - Quizvraag

Bij de ziekte MS (Multiple Sclerose) wordt het myeline om de zenuwcellen aangetast. Wat is hiervan het effect?
A
De zenuwcellen kunnen minder impulsen doorgeven
B
De zenuwcellen kunnen minder goed contact maken
C
In de zenuwen raken zenuwcel-uitlopers elkaar
D
In de zenuwen worden zenuwcel-uitlopers kapot gemaakt

Slide 18 - Quizvraag

MS heeft als effect 'uitval' van lichaamsdelen, zodat je bijvoorbeeld je arm niet meer kan bewegen. Een ander effect is dat delen van je lichaam traag reageren. Deze laatste wijst op een andere functie van het myeline:
A
Myeline zorgt dus voor de snelheid waarmee impulsen zich bewegen
B
Myeline zorgt dus dat spieren snel reageren op impulsen

Slide 19 - Quizvraag

Deel van de zenuwcel dat impulsen doorgeeft aan een spier of andere zenuwcel
Deel van een cel waarin de celkern zit.
Deel van de zenuwcel dat impulsen doorgeeft aan het cellichaam
Verbinden het centrale zenuw-stelsel met alle lichaamsdelen.
Deel van een zenuwcel voor voortgeleiding van impulsen, omgeven door een isolerend laagje.
Axon
Cellichaam
Dendriet
Zenuwen
uitloper

Slide 20 - Sleepvraag

Deze cellen hebben een heel lang axon die loopt van het ruggenmerg naar een spier
A
Schakelcel
B
Motorische zenuwcel
C
Sensorische zenuwcel
D
Zintuigcel

Slide 21 - Quizvraag

Deze cellen hebben een heel lange dendriet die loopt van een zintuig naar het ruggenmerg.
A
Schakelcel
B
Motorische zenuwcel
C
Sensorische zenuwcel
D
Zintuigcel

Slide 22 - Quizvraag

Deze cellen zitten alleen in het centraal zenuwstelsel.
A
Schakelcel
B
Motorische zenuwcel
C
Sensorische zenuwcel
D
Zintuigcel

Slide 23 - Quizvraag

Deze cellen hebben alleen contact met andere zenuwcellen.
A
Schakelcel
B
Motorische zenuwcel
C
Sensorische zenuwcel
D
Zintuigcel

Slide 24 - Quizvraag

Als je dronken bent, sta je wat wankel op je benen. Op welk deel van de hersenen heeft alcohol blijkbaar invloed?
A
de grote hersenen
B
de kleine hersenen
C
de thalamus
D
de hersenstam

Slide 25 - Quizvraag

Ook heb je , als je dronken bent, een verminderd reactievermogen. Je reageert trager op prikkels. Op welk deel van de hersenen heeft alcohol blijkbaar invloed?
A
de grote hersenen
B
de kleine hersenen
C
de thalamus
D
de hersenstam

Slide 26 - Quizvraag

Dus... hoe maakt een zenuwcel contact met een andere zenuwcel?
A
er springt een stroompje over
B
ze zitten aan elkaar geschakeld met hun membranen
C
er gaan stoffen van de ene naar de andere

Slide 27 - Quizvraag

Leidt impulsen van het cellichaam af
A
dendriet
B
myelineschede
C
axon
D
synaps

Slide 28 - Quizvraag

Is het effect van adrenaline gelijk aan die van het ortho- of parasympatisch zenuwstelsel?
A
Orthosympatisch
B
Parasympatisch

Slide 29 - Quizvraag

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit 2 delen: parasympatisch en orthosympatisch.

Zit er in elk orgaan van elk deel een zenuw?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

Als je direct reageert door je hand weg te trekken van een heet voorwerp dan heet dat een...
A
reflex, deze gaat via het ruggenmerg
B
reflex, deze gaat via de kleine hersenen
C
effector, deze gaat via het ruggenmerg

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van een reflex?
A
Een spier-zintuig-schakelcel-gevoelszenuwcel-bewegingszenuwcel.
B
Zintuig-gevoelszenuwcel-schakelcel-bewegingszenuwcel-spier

Slide 32 - Quizvraag

Kan een terugtrek-reflex nog optreden als in de reflexboog de zenuwcellen R zijn uitgeschakeld? En als in de grote hersenen de bewegingscentra zijn uitgeschakeld?
A
Ja Ja
B
Ja Nee
C
Nee Ja
D
Nee Nee

Slide 33 - Quizvraag

neurotoxinen
sarin
kwik
tetrodotoxine
chlorotoxine
botox
caramboxine
arsenicum 
lood
ammoniak
ethanol
  • werk in 2 of 3-tallen
  • wat is de herkomst?
  • hoe werkt het in op het zenuwstelsel? 
  • nog iets interessants? "presenteer in max 5 minuten"

timer
10:00

Slide 34 - Tekstslide

het membraan en actie potentiaal

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video