30/10 - H1 Grenzen - Taalverzorging - Spelling

Welkom

  • Telefoon op stil in de (telefoon)tas;
  • Meld je alvast aan voor deze LessonUp (code onderin).
timer
5:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom

  • Telefoon op stil in de (telefoon)tas;
  • Meld je alvast aan voor deze LessonUp (code onderin).
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Check-In
Hoe voel je je op dit moment?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Stel jij bent de directeur van deze school. Hoe zie jij het telefoonverbod voor je? Welke oplossingen kan jij bedenken?

Ik neem jullie antwoorden mee naar een panelgesprek.

Slide 3 - Open vraag

Doelen
Aan het einde van de les:
- weet je hoe je hoofdletters, punten en vraagtekens moet gebruiken (1F);
- weet je hoe je hoofdletters, dubbele punt en aanhalingstekens in citaten moet gebruiken (2F);
- weet je hoe je komma's moet gebruiken (3F).




Slide 4 - Tekstslide

Programma             45 minuten
Startopdracht
Instructie
Toepassen
Check-out


10 minuten
10 minuten
20 minuten 
 5 minuten

Slide 5 - Tekstslide

Startvraag:

Typ deze zin met hoofdletters en leestekens op de juiste manier:
wil jij dat even voor mij pakken

Slide 6 - Open vraag

Startvraag:

Typ deze zin met hoofdletters en leestekens op de juiste manier:
en toen zei hij kan je dat niet zelf

Slide 7 - Open vraag

Startvraag:

Typ deze zin met hoofdletters en leestekens op de juiste manier:
houd daarmee op

Slide 8 - Open vraag

Instructie
Komma
Wat: Een klein haakje onderin de zin.

Hoe: 
- Tussen twee persoonsvormen.
Als je de grens overgaat, moet je een paspoort meenemen.
- Voor voegwoorden (maar niet voor en) zoals: omdat, want, maar, terwijl, daardoor.
Jens gaat naar Zweden, omdat hij aan een toernooi meedoet. 
- Tussen delen van een opsomming.
De Benelux bestaat uit België, Nederland en Luxemburg.
Programma

Instructie
Toepassen
Check-out
timer
10:00
In stilte

Slide 9 - Tekstslide

Instructie
Dubbele punt en aanhalingstekens
Wat: Hiertussen staat wat letterlijk door de persoon wordt gezegd. Dit heet een citaat.

Hoe: 
Stap 1: Zet voor het citaat een dubbele punt. 
Stap 2: Begin het citaat met een hoofdletter en eindig met een punt, vraagteken of  
              uitroepteken. 
Stap 3: Zet het citaat tussen twee aanhalingstekens. Bijvoorbeeld:
Jelte vroeg: ' Kunt u mij meer informatie geven?' 
Tijdens de gymles gilde Sharon: 'Dat durf ik niet!'

Programma

Instructie
Toepassen
Check-out
timer
10:00
In stilte

Slide 10 - Tekstslide

Toepassen
Opdracht
Wat: Opdracht 1 en 8 
Hoe: Via LessonUp


Programma

Toepassen
Check-out
timer
20:00
In stilte

Slide 11 - Tekstslide

Neem de zin over. Zet aan het eind van elke zin het juiste leesteken. Gebruik een hoofdletter, een dubbele punt en aanhalingstekens bij de citaten.

1. Eline fluisterde bij Jaco's oor ik vind je lief

Slide 12 - Open vraag

Neem de zin over. Zet aan het eind van elke zin het juiste leesteken. Gebruik een hoofdletter, een dubbele punt en aanhalingstekens bij de citaten.

2. Alle fans op de tribune riepen in koor de kampioenen staan hier

Slide 13 - Open vraag

Neem de zin over. Zet aan het eind van elke zin het juiste leesteken. Gebruik een hoofdletter, een dubbele punt en aanhalingstekens bij de citaten.

3. Job zei doe mij maar een ijsje met pistache chocola en vanille

Slide 14 - Open vraag

Neem de zin over. Zet aan het eind van elke zin het juiste leesteken. Gebruik een hoofdletter, een dubbele punt en aanhalingstekens bij de citaten.

4. Onze decaan vroeg aan ons hebben jullie al nagedacht over je vervolgopleiding

Slide 15 - Open vraag

Typ de zin over en gebruik hoofdletters en leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.

1. heeft julia jullie via de mail uitgenodigd

Slide 16 - Open vraag

Typ de zin over en gebruik hoofdletters en leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.

2. ik bel je straks even zodat ik je kan uitleggen wat we deze zomer gaan doen

Slide 17 - Open vraag

Typ de zin over en gebruik hoofdletters en leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.

3. de coach zei wie het winnende doelpunt maakt krijgt van mij tien euro

Slide 18 - Open vraag

Typ de zin over en gebruik hoofdletters en leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.

4. inge vroeg aan joop waar heb je dat blikje cola gekocht

Slide 19 - Open vraag

Typ de zin over en gebruik hoofdletters en leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.

5. de grootste havens in europa zijn de havens van rotterdam antwerpen en hamburg

Slide 20 - Open vraag

Doelen bereikt?
Aan het einde van de les:
- weet je hoe je hoofdletters, punten en vraagtekens moet gebruiken (1F);
- weet je hoe je hoofdletters, dubbele punt en aanhalingstekens in citaten moet gebruiken (2F);
- weet je hoe je komma's moet gebruiken (3F).




Slide 21 - Tekstslide

Volgende les
Taalverzorging: Werkwoorden in de tegenwoordige tijd (TT) en verleden tijd (VT)

Slide 22 - Tekstslide

Check-Out:

Wat doe jij graag ter ontspanning?

Slide 23 - Open vraag