30/10 - H1 Grenzen - Taalverzorging - Spelling

Welkom

  • Telefoon op stil in de (telefoon)tas;
  • Meld je alvast aan voor deze LessonUp (code onderin).
timer
5:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom

  • Telefoon op stil in de (telefoon)tas;
  • Meld je alvast aan voor deze LessonUp (code onderin).
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Check-In
Hoe voel je je op dit moment?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Stel jij bent de directeur van deze school. Hoe zie jij het telefoonverbod voor je? Welke oplossingen kan jij bedenken?

Ik neem jullie antwoorden mee naar een panelgesprek.

Slide 3 - Open vraag

Doelen
Aan het einde van de les:
- weet je hoe je hoofdletters, punten en vraagtekens moet gebruiken (1F);
- weet je hoe je hoofdletters, dubbele punt en aanhalingstekens in citaten moet gebruiken (2F);
- weet je hoe je komma's moet gebruiken (3F).




Slide 4 - Tekstslide

Programma             45 minuten
Startopdracht
Instructie
Toepassen
Check-out


10 minuten
10 minuten
20 minuten 
 5 minuten

Slide 5 - Tekstslide

Startvraag:

Typ deze zin met hoofdletters en leestekens op de juiste manier:
wil jij dat even voor mij pakken

Slide 6 - Open vraag

Startvraag:

Typ deze zin met hoofdletters en leestekens op de juiste manier:
en toen zei hij kan je dat niet zelf

Slide 7 - Open vraag

Startvraag:

Typ deze zin met hoofdletters en leestekens op de juiste manier:
houd daarmee op

Slide 8 - Open vraag

Instructie
Komma
Wat: Een klein haakje onderin de zin.

Hoe: 
- Tussen twee persoonsvormen.
Als je de grens overgaat, moet je een paspoort meenemen.
- Voor voegwoorden (maar niet voor en) zoals: omdat, want, maar, terwijl, daardoor.
Jens gaat naar Zweden, omdat hij aan een toernooi meedoet. 
- Tussen delen van een opsomming.
De Benelux bestaat uit België, Nederland en Luxemburg.
Programma

Instructie
Toepassen
Check-out
timer
10:00
In stilte

Slide 9 - Tekstslide

Instructie
Dubbele punt en aanhalingstekens
Wat: Hiertussen staat wat letterlijk door de persoon wordt gezegd. Dit heet een citaat.
Hoe: 
Stap 1: Zet voor het citaat een dubbele punt. 
Stap 2: Begin het citaat met een hoofdletter en eindig met een punt, vraagteken of  
              uitroepteken. 
Stap 3: Zet het citaat tussen twee aanhalingstekens. Bijvoorbeeld:
Jelte vroeg: ' Kunt u mij meer informatie geven?' 
Tijdens de gymles gilde Sharon: 'Dat durf ik niet!'
Als het citaat vooraan staat, gebruik je geen dubbele punt. Je zet achter het citaat een komma, vraagteken of uitroepteken. 
Bijvoorbeeld: 
– ‘De roosterwijzigingen staan op de website’, zei meneer Van Dam.
– ‘We zijn kampioen!’ joelde Ferry, toen de stand 6-2 was.

Programma

Instructie
Toepassen
Check-out
timer
10:00
In stilte

Slide 10 - Tekstslide

Toepassen
Opdracht
Wat: vragen over leestekens en hoofdletters.
Hoe: Via LessonUp


Programma

Toepassen
Check-out
timer
20:00
In stilte

Slide 11 - Tekstslide


Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

1. in belgië worden drie talen gesproken nederlands frans en duits

Slide 12 - Open vraag

Neem de zin over. Zet aan het eind van elke zin het juiste leesteken. Gebruik een hoofdletter, een dubbele punt en aanhalingstekens bij de citaten.

2. Hoewel we op tijd vertrokken zijn kwamen we net op tijd op Schiphol aan

Slide 13 - Open vraag

Neem de zin over. Zet aan het eind van elke zin het juiste leesteken. Gebruik een hoofdletter, een dubbele punt en aanhalingstekens bij de citaten.

3. de straat is afgezet want door de storm is een boom omgewaaid

Slide 14 - Open vraag

Neem de zin over. Zet aan het eind van elke zin het juiste leesteken. Gebruik een hoofdletter, een dubbele punt en aanhalingstekens bij de citaten.

4. jimmy hoeveel fouten mag je eigenlijk hebben in je theorie-examen

Slide 15 - Open vraag

Verander de zin in een zin met een citaat dat vooraan staat.
Voorbeeld: ‘Ik ben blij’, zei Shaniya.

1. Jorn riep tegen de oppasser dat de tijgerkooi openstond.

Slide 16 - Open vraag

Verander de zin in een zin met een citaat dat vooraan staat.
Voorbeeld: ‘Ik ben blij’, zei Shaniya.

2 De scheidsrechter deelde mee dat de bal toch echt uit was.

Slide 17 - Open vraag

Neem de zin over. Gebruik leestekens en hoofdletters waar dat moet.

1. zijn jullie ook bij het drielandenpunt geweest deze zomer

Slide 18 - Open vraag

Neem de zin over. Gebruik leestekens en hoofdletters waar dat moet.

2. ido is een half uurtje later op training omdat hij een lekke band heeft

Slide 19 - Open vraag

Neem de zin over. Gebruik leestekens en hoofdletters waar dat moet.

3. de organisatie legde uit als je over de finish komt krijg je een medaille een flesje drinken en een broodje

Slide 20 - Open vraag

Neem de zin over. Gebruik leestekens en hoofdletters waar dat moet.

4. wanneer ik morgen niet beter ben kom ik niet trainen meldt job bij de trainer

Slide 21 - Open vraag

Neem de zin over. Gebruik leestekens en hoofdletters waar dat moet.

5. de grootste havens in europa zijn de havens van rotterdam antwerpen en hamburg

Slide 22 - Open vraag

Neem de zin over. Gebruik leestekens en hoofdletters waar dat moet.

6. laura vroeg aan isa hoe heb je dat nou weer gefixt

Slide 23 - Open vraag

Doelen bereikt?
Aan het einde van de les:
- weet je hoe je hoofdletters, punten en vraagtekens moet gebruiken (1F);
- weet je hoe je hoofdletters, dubbele punt en aanhalingstekens in citaten moet gebruiken (2F);
- weet je hoe je komma's moet gebruiken (3F).




Slide 24 - Tekstslide

Volgende les
Taalverzorging: Zinsdelen

Slide 25 - Tekstslide

Check-Out:

Wat doe jij graag ter ontspanning?

Slide 26 - Open vraag