Blok 5 grammatica hoofd- en bijzinnen

Grammatica
Zinsdelen

Hoofdzinnen en bijzinnen 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Grammatica
Zinsdelen

Hoofdzinnen en bijzinnen 

Slide 1 - Tekstslide

Deze les: 
Ik kan HZ/BZ herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Een (hoofd/bij)zin bestaat uit...
1. Iets wat je doet of bent (persoonsvorm: WG/NG) 
2. Iets/iemand die dat doet of is (onderwerp)

Soms aangevuld met:
3. Iets/iemand die het ondergaat (lijdend voorwerp)
4. Iets/iemand die het ontvangt (meewerkend voorwerp)
5. Extra informatie: tijd/plaats/reden etc. (bijw. bepaling)
6. Een vaste uitdrukking (voorzetselvoorwerp)
7. Een gemoedstoestand (bepaling van gesteldheid)

Binnen elk zinsdeel kan voorkomen: 
Extra informatie ervoor/achter (bijvoeglijke bepaling)

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin herkennen
1. Zet de zin in een andere tijd
2. Per PV een zin
3. PV + OW naast elkaar? --> Hoofdzin
4. PV + OW niet naast elkaar --> Bijzin

Als ik erg mijn best doe, haal ik misschien wel een tien. 


Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag
Blok 5 grammatica opdracht 1 t/m 3  5 + 6

Slide 6 - Tekstslide

Ontleden
1. Bepaal wat de hoofd- en bijzinnen zijn
2. Ontleed de hoofdzin; 
de bijzin moet je nu als zinsdeel (binnen de hoofdzin) zien, niet als aparte zin!  



Slide 7 - Tekstslide

Ontleed deze zinnen in HZ+BZ(+BZ)

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video