Verleden tijd ww-en voltooid

Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Lesdoelen 

* Je weet hoe je de onvoltooid verleden tijd maakt.  OVT
* Je begrijpt wat zwakke en sterke werkwoorden zijn

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Lesdoelen 

* Je weet hoe je de onvoltooid verleden tijd maakt.  OVT
* Je begrijpt wat zwakke en sterke werkwoorden zijn

Slide 1 - Tekstslide

Verschillende tijden
Tegenwoordige tijd                -             Ik fiets naar huis.

O Verleden tijd                          -             Ik fietste naar huis.

V Voltooid tijd                            -             Ik ben naar huis gefietst

Slide 2 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd (nu)
(nu, vandaag, altijd) Het werkwoord fietsen.
Ik ________ naar huis
  • fiets
Maurice ________ naar huis
  • fietst 
Wij ________ naar school
  • fietsen 

Slide 3 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd

Ik fiets naar huis


Verleden  tijd

(gisteren, vorige week)
Ik ________  naar huis
  • fietste




Ik ____ naar huis ________ 
ben, gefietst

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je een onvoltooid verleden tijd?

A) Regelmatige werkwoorden
volgen de regel:

STAM + de, + den 
STAM + te, +ten









wonen, fietsen, werken
Ik woonde
Wij woonden
Hij fietste 
Jullie werkten


Slide 5 - Tekstslide

verleden tijd van werkwoorden






sterke en zwakke werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Wat is de stam van 'schudden'?

Slide 8 - Open vraag

Vul in schudden.
Ik ..... zijn hand gisteren
A
schudde
B
schudden
C
schudte
D
schudten

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de stam van 'antwoorden'?

Slide 10 - Open vraag


Hij ..... gisteren pas heel laat.
A
antwoordte
B
antwoordde
C
anwoorde
D
antwoordten

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de stam van voeden?

Slide 12 - Open vraag

voeden = eten geven

Wij ..... gisteren de paarden.
A
voedte
B
voedten
C
voedden
D
voedde

Slide 13 - Quizvraag

vul in bloeden.
De wonden ..... heel erg
A
bloedde
B
bloedt
C
bloedden
D
bloedte

Slide 14 - Quizvraag


Wat is de stam van 'vermoorden'?

Slide 15 - Open vraag

Wat is de verleden tijd enkelvoud van vermoorden?

Slide 16 - Open vraag


De man ... gisteren een mevrouw met een pistool.
A
vermoordt
B
vermoordte
C
vermoordde
D
vermoorden

Slide 17 - Quizvraag

Onregelmatige werkwoorden
  • Beginnen-begon- ik ben begonnen
  • Drinken-dronk-Ik heb gedronken
  • Dwingen-dwong-Ik heb gedwongen
  • Klinken-klonk-Ik heb geklonken
  • Schrikken-schrok-Ik ben geschrokken 

Slide 18 - Tekstslide

Ik .......... gisteren van de spin
(schrikken)

Slide 19 - Open vraag

Ik .......(drinken, verleden tijd) mijn cola op.

Slide 20 - Open vraag



Wij .......... (schrikken) toen we de inbreker zagen.

Slide 21 - Open vraag

De baas......(dwingen, verleden tijd) de medewerker om over te werken

Slide 22 - Open vraag

Spreekopdracht blok 3
https://wordwall.net/nl/resource/71815670

Slide 23 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
(Deze moet je leren en onthouden)

Hoe maak je een verleden tijd?








beginnen, gaan, zien,
jullie begonnen,
hij ging,
wij zochten 

Slide 24 - Tekstslide

Hoe maak je een onvoltooid verleden tijd?
1: Beslis bij welke groep
het werkwoord hoort.

Regelmatige werkwoorden (klank verandert niet) =
of
Onregelmatige werkwoorden (klank verandert wel) =






wonen, fietsen, werken, etc.

beginnen, gaan, zien, etc.

Slide 25 - Tekstslide