Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
1.3 vermogen en energie
1.3 vermogen en energie
1 / 41
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Natuurkunde / Scheikunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
In deze les zit
41 slide
, met
interactieve quiz
en
tekstslide
.
Lesduur is:
80 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
1.3 vermogen en energie
Slide 1 - Tekstslide
De stroomsterkte door lampje één is 2 ampère. Hoe groot is de stroom door lampje twee?
A
0,5 A
B
1 A
C
2 A
D
4 A
Slide 2 - Quizvraag
1. Zonder spanning geen stroom
2. Zonder stroom geen spanning
A
1 en 2 zijn waar
B
1 is waar, 2 is niet waar
C
1 is niet waar, 2 is waar
D
1 en 2 zijn niet waar
Slide 3 - Quizvraag
De spanning van het lichtnet is .......
A
U= 12 V
B
U= 230 V
C
U= 9 V
D
U = 1,5 V
Slide 4 - Quizvraag
Welke kleur heeft de fasedraad
A
blauw
B
bruin
C
zwart
D
groen/geel
Slide 5 - Quizvraag
Wat gebeurt er als er een te grote stroom door een elektriciteitsdraad gaat?
A
Kortsluiting
B
je krijgt een schok
C
het snoer brand door
D
de stroom valt uit.
Slide 6 - Quizvraag
Welke kleur heeft de aardedraad?
A
blauw
B
bruin
C
zwart
D
groen/geel
Slide 7 - Quizvraag
Is dit een parallelschakeling of een serieschakeling?
A
Parallelschakeling
B
Serieschakeling
Slide 8 - Quizvraag
Is dit een serie- of parallelschakeling?
A
Serie
B
Parallel
Slide 9 - Quizvraag
Is het een serieschakeling of een parallelschakeling?
A
Serie
B
Parallel
C
Geen van beide
D
Beide
Slide 10 - Quizvraag
Welke uitspraak over parallelschakelingen is waar?
In een parallelschakeling:
A
branden alle lampjes of zijn alle lampjes uit.
B
is de stroomsterkte altijd overal even groot.
C
komen geen vertakkingen voor.
D
kun je elk lampje afzonderlijk aan of uit doen.
Slide 11 - Quizvraag
Wat bedoelen we met het vermogen van een apparaat
Slide 12 - Open vraag
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
Je weet wat de eenheid van vermogen is.
Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.
Slide 13 - Tekstslide
Het vermogen van een apparaat
Noteer:
Het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt.
Slide 14 - Tekstslide
Het vermogen van een apparaat
Hoe
groter
het
vermogen
, hoe
meer elektrische energie
het apparaat in één seconde verbruikt.
Slide 15 - Tekstslide
Welke uitspraak is waar?
A
het vermogen van een apparaat is constant
B
het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt
C
hoe kleiner het vermogen, hoe meer elektrische energie het apparaat in een seconde verbruit
Slide 16 - Quizvraag
Zaklamp A heeft een vermogen van 5 W en zaklamp B heeft een vermogen van 10 W.
Welke zaklamp heeft het grootste vermogen?
A
zaklamp A
B
zaklamp B
C
dit hangt af van de spanning
D
dit hangt af van de stroomsterkte
Slide 17 - Quizvraag
Bereken van vermogen
P = vermogen in watt (W)
U = spanning in volt (V)
I = stroomsterkte in ampère (A)
P = U x I
Slide 18 - Tekstslide
P = U x I
P = vermogen in watt (W)
U = spanning in volt (V)
I = stroomsterkte in ampère (A)
Op een lader van een telefoon
staat 5 V en 2 A. Hoe groot is
Het het vermogen van dit lampje?
Slide 19 - Tekstslide
Op een fietslampje staat 0,3 A en 15 V
Bereken het vermogen van dat lampje.
Slide 20 - Open vraag
Aan de slag
Maken opgaven
1 t/m 8 van paragraaf 1.3
Slide 21 - Tekstslide
Spanning is een grootheid.
Wat is het symbool voor spanning?
A
U
B
V
C
W
D
A
Slide 22 - Quizvraag
Spanning is een grootheid. Wat is de eenheid van spanning?
A
U
B
V
C
I
D
A
Slide 23 - Quizvraag
Stroomsterkte is een grootheid.
Wat is de eenheid voor stroomsterkte?
A
Watt (W)
B
Volt (V)
C
Power (p)
D
Ampère (A)
Slide 24 - Quizvraag
Hoe bereken je de stroomsterkte in een parallelschakeling
Door de stroomsterkte uit alle takken
A
Bij elkaar op te tellen
B
te delen delen door elkaar
C
Van elkaar af te trekken
D
met elkaar te vermenigvuldigen
Slide 25 - Quizvraag
Het symbool van vermogen is ........
en de eenheid van vermogen is......... .
A
P en W
B
U en V
C
I en A
D
P en mA
Slide 26 - Quizvraag
De formule van Vermogen is?
A
Vermogen = spanning/ stroomsterkte
B
Vermogen = spanning x stroomsterkte
C
Vermogen = stroomsterkte / spanning
D
Vermogen = stroomsterkte + spanning
Slide 27 - Quizvraag
Bereken het vermogen in kiloWatt als het vermogen 250 W is.
A
250 000 kW
B
0,250 kW
C
2,5 kW
D
25 kW
Slide 28 - Quizvraag
Wat is het vermogen?
A
12 Watt
B
0,3 Watt
C
0,083 Watt
D
3 Watt
Slide 29 - Quizvraag
Vermogen is een grootheid.
Wat is de eenheid voor vermogen?
A
Watt (W)
B
Volt (V)
C
Power (p)
D
Ampère (A)
Slide 30 - Quizvraag
Huiswerk
Slide 31 - Tekstslide
Het energieverbruik kun je meten.
In welke eenheid meet je energieverbruik?
A
A
B
kWh
C
V
D
W
Slide 32 - Quizvraag
Wat is energieverbruik
A
Hoeveelheid energie er wordt verbruikt in bepaalde tijd
B
Hoeveelheid energie er wordt gemaakt in bepaalde tijd
C
Hoeveelheid stroom die er loopt
D
Hoeveelheid spanning die wordt verbruikt
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de formule om het energieverbruik te berekenen?
A
E = P : t
B
E = t : P
C
E = P x t
Slide 34 - Quizvraag
Bereken van energie gebruik
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)
Slide 35 - Tekstslide
E = P x t
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)
Een lamp met een vermogen van 15W
brandt de hele avond (18:00 - 23:00)
Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt.
Slide 36 - Tekstslide
Een lamp van 50 W brandt van 18.00 tot 21.30 uur. Bereken het energieverbruik.
A
50 x 3,3 = 165 kWh
B
50 x 3,5 = 175 kWh
C
0,05 x 3,3 = 0,165 kWh
D
0,05 x 3,5 = 0,175 kWh
Slide 37 - Quizvraag
Energieverbruik = vermogen x tijd.
Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energieverbruik = 1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energieverbruik = 1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energieverbruik = 1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energieverbruik = 1 x 1.30 = 1.3 kWh
Slide 38 - Quizvraag
Een telefoon moet om op te laden 3 uur aan de lader. De lader heeft een vermogen van 10 W. Hoeveel energie gaat er in die tijd in de telefoon?
Slide 39 - Open vraag
Op een zaklamp staat: 50 V en 2 A. De zaklamp staat 10 uren aan. Bereken de energie die deze zaklamp verbruikt in die tijd.
Slide 40 - Open vraag
Aan de slag
Maken opgaven 9 t/m 14
Slide 41 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
1.3 vermogen en energie
September 2023
- Les met
39 slide
Natuurkunde / Scheikunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Vermogen
April 2024
- Les met
40 slide
Natuurkunde / Scheikunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
hst 1 paragraaf 3 "vermogen en energie"
September 2022
- Les met
25 slide
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 3
diagnostische opgaven H2 Energie
December 2023
- Les met
44 slide
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
hst 1 paragraaf 3 "vermogen en energie"
Oktober 2021
- Les met
22 slide
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 3
1.3 vermogen en energie
September 2022
- Les met
26 slide
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 3
elektriciteit: vermogen en energie
26 dagen geleden
- Les met
19 slide
Natuurkunde / Scheikunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
1.3 Vermogen en energie
Augustus 2021
- Les met
19 slide
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 3