Lesbrief Markt en Overheid hoofdstuk 1 paragraaf 1.4 en 1.5

Markt en Overheid 
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.4 en 1.5
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Markt en Overheid 
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.4 en 1.5

Slide 1 - Tekstslide

Kosten en opbrengsten
Hoe zat het ook alweer? (Lesbrief Vervoer)
Ken je al deze afkortingen nog?
MK, TK, TCK,TVK,MO,TO,TW, BEP
Nu komen daar nog bij:
GTK,GCK,GVK.
Hoe snel kun jij afkortingen aan de juiste omschrijving koppelen? 

Slide 2 - Tekstslide

Extra uitdaging:
Hoe snel kun je de juiste formules vinden?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Maximale Winst: hoe zat het ook alweer?
Maximale winst bij Volkomen concurrentie:
1) bepaal MO (MO = P) en bepaal MK (MK = GVK)
2) bereken bij welke q de winst maximaal is door MO=MK
3) bereken de maximale totale winst
TW = TO - TK bij de gevonden q

Slide 5 - Tekstslide

TO = 560q
TK = 30q + 340

MO =
A
340
B
30q
C
560

Slide 6 - Quizvraag

TO = 560q
TK = 30q + 340

MK =
A
30
B
30q
C
340

Slide 7 - Quizvraag

MO = 560 en MK = 30
voor maximale winst moet de ondernemer........
A
blijven produceren totdat hij/zij erbij neervalt
B
blijven produceren totdat de productiecapaciteit is bereikt
C
blijven produceren

Slide 8 - Quizvraag

MO = 500 en MK = 0,02q
bij welke hoeveelheid is de winst maximaal?
A
q = 500
B
q = 10000
C
q = 25.000

Slide 9 - Quizvraag

Huiswerk
Maken 1.9 t/m 1.16

Slide 10 - Tekstslide

Welke formule gebruik je voor het bepalen van de Q bij:
A. Break even
B. Maximale winst
A
A. GO - GTK, B. MO = MK
B
A. TO - TK, B. MO > MK
C
A. GO = GTK, B. MO = MK
D
A. TO = TK, B. MO < MK

Slide 11 - Quizvraag

De winst per product bereken je door:
A
TO - TK
B
MO = MK
C
Qa - Qv
D
GO - GTK

Slide 12 - Quizvraag

Een bedrijf maakt maximale winst als
A
GO = GTK
B
TO = TK
C
MO = MK
D
Mo = 0

Slide 13 - Quizvraag

Twee beweringen over break-even.
I. Break-evenafzet: TO = TK
II. Break-evenafzet: GO = GTK
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 14 - Quizvraag

Gegeven:
TCK = €25.000
GVK = €10
Bij een productieomvang van 10.000 stuks geldt:
A
GCK: €2,50 TK: €25.010
B
GCK: €2,50 TK: € 125.000
C
GCK: €25.000 TK: €25.010
D
GCK: €2.500 TK: €125.000

Slide 15 - Quizvraag

TK = 20q + 3500
Hoeveel bedraagt de GVK en hoeveel bedraagt de TCK?
A
GVK = 3500 en TCK = 20
B
GVK = 20 en GCK = 3500
C
GVK = 20 en TCK = 3500

Slide 16 - Quizvraag