M3 - fictie: Smaak

M3 - Nederlands - Fictie: personages en perspectief
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

M3 - Nederlands - Fictie: personages en perspectief

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1. Terugblik
2. Leerdoelen
3. Theorie: personages en perspectief
4. Zelfstandig werken en bespreken
5. Fragment
6. Check leerdoelen met fragment

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Uit welke drie elementen bestaat de setting van een verhaal?

Slide 4 - Open vraag

Leg uit wat een genre is en noem twee voorbeelden.

Slide 5 - Open vraag

Leerdoelen
3. Ik kan uitleggen aan welke twee zaken je een hoofdpersonage herkent.
4. Ik kan uitleggen wat de volgende perspectieven zijn in een verhaal:
- ik-perspectief;
- personaal (hij/zij)-perspectief;
- alwetend perspectief.

Pak je schrift erbij en neem de leerdoelen over in je schrift. 

Slide 6 - Tekstslide

Personages

We kennen twee soorten personages:
1. hoofdpersonages (ook wel round characters):
- geven je een kijkje in het hoofd --> je weet wat ze denken/voelen.
- maken een ontwikkeling mee in het verhaal.


Slide 7 - Tekstslide

Personages

2. bijfiguren (ook wel flat characters):
- leer je alleen oppervlakkig kennen. Je krijgt niet te weten wat hij/zij denkt of voelt. Je kunt wel veel informatie krijgen over hoe de persoon eruitziet en wat voor eigenschappen hij/zij heeft.

Slide 8 - Tekstslide

Ontwikkeling van de hoofdpersoon
Vier fases:
1. Leven van de hoofdpersoon is normaal --> alles is al een tijd hetzelfde.
2. Er gebeurt iets wat het leven verandert, zoals een scheiding van ouders, ziekte, verhuizing.
3. Hoofdpersoon moet in actie komen EN moet leren omgaan met de verandering.
4. Leven van de hoofdpersoon is weer rustig, maar anders dan in het begin. Denk aan persoonlijke groei of een les.

Slide 9 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat perspectief is
Tip: denk aan tekenen.

Slide 10 - Tekstslide

Perspectief (in verhalen)
Definitie perspectief: standpunt vanuit waar iets wordt waargenomen.

Een verhaal wordt ook vanuit iemands perspectief/standpunt verteld. 

Slide 11 - Tekstslide

Perspectieven (in verhalen)
Ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven. Het woordje 'ik' komt dus veel terug in het verhaal.

Personaal (hij/zij)-perspectief: Verhaal wordt verteld in de derde persoon, maar volgt wel één persoon in het verhaal. Naar de personages wordt verwezen met zij en het. 

Slide 12 - Tekstslide

Perspectieven (in verhalen)
Alwetend/auctoriaal perspectief: Verteller staat buiten het verhaal en geeft commentaar op wat er gebeurt.

Weten wat het perspectief is, is belangrijk, omdat ...?

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
1. Ga naar blz. 78 in je boek.
2. We lezen samen tekst 1 en 2.
3. Daarna maak je opdrachten 1 en 2.
4. Klaar? Opdracht 3. 
5. Daarna: bespreken.
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Bespreken
1. Ga naar blz. 78 in je boek.
2. We lezen samen tekst 1 en 2.
3. Daarna maak je opdrachten 1 en 2.

Slide 15 - Tekstslide

Fragment

Slide 16 - Tekstslide

Check leerdoelen
3. Ik kan uitleggen aan welke twee zaken je een hoofdpersonage herkent.
4. Ik kan uitleggen wat de volgende perspectieven zijn in een verhaal:
- ik-perspectief;
- personaal (hij/zij)-perspectief;
- alwetend perspectief.

Slide 17 - Tekstslide

Vanuit welk perspectief wordt het verhaal verteld?

Slide 18 - Open vraag

Programma
1. Terugblik
2. Leerdoelen
4. Theorie
5. Samen lezen
6. Zelfstandig werken
7. Leerdoelen check

Slide 19 - Tekstslide

De vorige keer hebben we het gehad over ....
Setting van een verhaal:
1. plaats - in de klas, op het voetbalveld, op straat.
2. tijd - vanmorgen, in 2025, in de herfst.
3. omstandigheden - tijdens WO II, op vakantie, in de regen.
Voorbeeld van setting: de zomer van 2025, op het voetbalveld, in de regen.

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen vandaag
1. Ik kan uitleggen wat een genre is.
2. Ik kan ten minste vijf genres opnoemen.



Slide 21 - Tekstslide

Genres
Genre = het soort verhaal.
Veelvoorkomend: psychologische verhalen.
Populair: science fiction (toekomst) en dan vooral dystopieën               verhalen die de toekomst somber afschilderen.

Neem over in je schrift!

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag!
  1. Ga naar blz. 66 in je boek.
  2. We lezen samen tekst 1.
  3. Maak zelfstandig opdracht 2.
  4. Klaar? Maak dan opdracht 3.
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Check leerdoelen
1. Ik kan uitleggen wat een genre is.
2. Ik kan ten minste vijf genres opnoemen.



Slide 24 - Tekstslide

Leg uit wat een genre is.

Slide 25 - Open vraag

Noem vijf verschillende genres.

Slide 26 - Open vraag

Wat weet je nog van ....?
De setting in een boek bestaat uit plaats, ......... en  ..........................................................
Het Achterhuis, het dagboek van Anne Frank valt onder fictie/non-fictie
Is het voltooid deelwoord goed of fout gespeld? 'Hij is verandert.' 
Het leesboek dat ik nu lees heeft als tekstdoel ...........................................................
Neem over en vul in. 
timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide