10.2 Verteringsstelsel 5V 2122

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.2: Verteringsstelsel
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.2: Verteringsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Doel 10.2
Je leert wat de functie is van de organen van je verteringsstelsel
Je leert wat de rol van je darmflora is


Slide 2 - Tekstslide

Wat is de functie van je verteringsstelsel?

Slide 3 - Open vraag

Verteringsstelsel
Functie:
Er voor zorgen dat voedings-
stoffen uit je voedsel op de
plek komen waar ze nodig zijn.


 

Slide 4 - Tekstslide

Verteringsstelsel
Functie:

Vertering (klein maken)
Opname (in je bloed)
Opslag (tijdelijk bewaren)
Transport (naar het doel)

 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Mondholte - gebit
Nodig voor het fijnmalen van je voedsel.
Gebit is aangepast aan dieet
Fijnmalen is nodig zodat enzymen beter je voedsel kunnen afbreken.

Mechanische vertering




 

Slide 10 - Tekstslide

Gebit - oppervlaktevergroting

Slide 11 - Tekstslide

Mondholte
Speekselklieren maken speeksel (BINAS 82F):
Slijm: vergemakkelijkt het slikken
Amylase: breekt zetmeel (amylose) af
Eiwitten die veel mondbacteriën en schimmels doden


Slide 12 - Tekstslide

Slikken
Strottenklepje voorkomt voedsel in je luchtpijp

Slide 13 - Tekstslide

Peristaltiek
                                                                                                                   Langs de hele                                                                                                                                    route (slokdarm,                                                                                                                             maag, darmen)                                                                                                                                 zorgen lengte-  en                                                                                                                          kringspieren                                                                                                                                      ervoor dat het  
                                                                                                                   voedsel de goede kant op beweegt. Ballaststoffen (voedingsvezels) helpen hierbij.

Slide 14 - Tekstslide

Maag
Maagsapklieren maken maagsap (BINAS82F):
Zoutzuur: lage pH. Doodt bacteriën
Pesinogeen (inactief enzym), bij lage pH wordt hieruit peptase/ pepsine gevormd: enzym breekt eiwitten af tot polypeptiden
Slijm: beschermt de maagwand tegen het zuur én tegen de werking van peptase

Slide 15 - Tekstslide

Exocriene klier (opening naar buiten)

Slide 16 - Tekstslide

Maag
Maagportier: kringspier naar de darmen.

Sluit als de zuurgraad in de 12 vingerige darm te hoog wordt (te zuur), opent weer als de zuurgraad gedaald is: regelt op die manier dat er steeds een klein stukje voedsel de maag verlaat.

Slide 17 - Tekstslide

12 vingerige darm (eerste deel dunne darm)

Afvoergang van galblaas (galbuis)
In de lever wordt gal gemaakt en dit wordt in de galblaas opgeslagen (via de galgang).

Gal emulgeert vetten


Slide 18 - Tekstslide

Emulgeren
EMULGEREN IS NIET VERTEREN!!!!!!

Slide 19 - Tekstslide

12 vingerige darm (eerste deel dunne darm)

Afvoergang van alvleesklier

In de alvleesklier wordt 
alvleessap gemaakt:
Enzymen amylase (amylose), tryptase (eiwitten) en lipase (vetten), HCO3-



Slide 20 - Tekstslide

Dunne darm
Darmsapklieren maken darmsap:
Enzymen die koolhydraten, vetten, eiwitten, DNA en RNA afbreken.


Hierna is de vertering klaar!
Nu nog opnemen in het bloed…..



Slide 21 - Tekstslide

Dunne darm

Slide 22 - Tekstslide

Resorptie
Opname van voedingsstoffen en water in het bloed

Vraag: hoeveel celmembranen moet een voedingsstof passeren voordat het in het bloed komt?

Voedingsstoffen: met name in de dunne darm
Water: met name in de dikke darm



Slide 23 - Tekstslide

Dikke darm
  • Opname van water
  • Woonplaats van darmflora
Bacteriën die cellulose kunnen verteren maken glucose: dit wordt ook nog in de dikke darm geresorbeerd.

Tussen dunne en dikke darm: blinde darm (bacterie-opslag) met appendix (afweer)



Slide 24 - Tekstslide

Blinde darm

Slide 25 - Tekstslide

Darmflora
Goede bacterien in de dikke darm.
  • verteren onverteerbare plantaardige stoffen
  • Voorkomen vestiging van slechte bacterien

Blinde darm: ' opslag ' van je darmflora

Darmflora van moeder -> kind tijdens geboorte

Slide 26 - Tekstslide

Darmflora
Probiotica: voedingsmiddelen met goede bacterien die (deels) het verteringsstelsel overleven
Prebiotica: voedingsmiddelen die dienen als voedsel voor de darmflora.

Door je voeding kun je de samenstelling van je darmflora veranderen/ verbeteren.

Slide 27 - Tekstslide

Endeldarm en anus
  • Endeldarm is de opslag van uitwerpselen, als deze vol is volgt ontslasting
  • Anus is de kringspier aan het einde van het darmkanaal, deze sluit de endeldarm af

Slide 28 - Tekstslide

Doel 10.2
Je hebt geleerd wat de functie is van de organen van je verteringsstelsel
Je hebt geleerd wat de rol van je darmflora is


Slide 29 - Tekstslide

Begrippen 10.2
darmflora, probiotica, prebiotica, vertering, mechanische verkleining, speekselklieren, amylase, eiwitten, peristaltische bewegingen, pepsinogeen, peptase, maagportier, gal, darmplooien, villi, microvilli

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
In de online methode.
Kies een leerweg (default B).
Maak de opdrachten van 10.2
3 t/m 7.


Slide 31 - Tekstslide