Komma gebruiken

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Ik leer hoe je komma's gebruikt.

- Waarom?

- Bij opsomming

- Bij voegwoorden: maar, want en omdat.

- Niet bij 'en' en 'of'

Opsomming

In de fruitschaal liggen appels, druiven en bananen.

Voegwoorden

Nynke wilde graag meedoen, maar voelde zich niet lekker.

De schoenen passen Jorg niet, omdat ze te klein zijn.

Voor of na een naam, wanneer je iemand aanspreekt in een zin

Maud, ga jij mee zwemmen?

Tussen twee persoonsvormen

Als je weggaat, doe dan de deur dicht.

Nog even oefenen

• Op de fruitschaal liggen druiven appels en peren. 
  
•  De koolmees zoekt takjes want hij wil een nestje bouwen. 
  
•  De bank is vies omdat ik melk heb gemorst. 
• Wil jij op voetbal of korfbal?
• Hij vond het onzin maar begreep het ook wel.
  

Welke zin is goed?

1. Ik ga met de bus, want het regent
2. Ik ga met de bus want het regent
3. Ik ga, met de bus want het regent

Welke zin is goed?

1. Jan Kalid en Rick gaan voetballen
2. Jan, Kalid en Rick gaan voetballen
3. Jan Kalid en, Rick gaan voetballen

Welke zin is goed?

1. Het is koud want het vriest.
2. Het is koud, want het vriest.
3. Het is koud want, het vriest.

Aan de slag.

Pak je boek. We gaan kort even langs de oefeningen en daarna werken jullie samen aan het werkboek!