In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wat doen we vandaag?
Vragen grammatica?
Bespreken Ergon 9
Nieuwe grammatica
Erga 12 en 14
Bespreken opdr. 14 en 16
Vervolg H. 7: Held
Slide 1 - Tekstslide
Vragen Grammatica?
Slide 2 - Open vraag
Geen vragen (meer)?
Maak maar twee rijtjes....
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Open vraag
HELD
Hulpboek blz. 34.
Opdracht 11 en 13
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht 11
a Iemand die een bijzondere band heeft met de goden en een bovennatuurlijke kracht bezit.
b Iemand met een goddelijke en een sterfelijke ouder.
c Halfgoden hebben altijd een goddelijke vader of moeder, helden niet.
d Herakles, Theseus en Perseus.
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 13
a Eigen verwerking. Bijvoorbeeld: Superman of Spiderman (strip & film), Lady Gaga ofPink (muziek), Lionel Messi (voetbal), Rafael Nadal (tennis).
b Eigen verwerking. Bijvoorbeeld: de sporthelden halen veel overwinningen, zijn buitengewoon goed in hun sport; de strip/filmhelden hebben bovenmenselijke kracht of kunnen bijvoorbeeld vliegen; muziekhelden zijn buitengewoon getalenteerd en schrijven/spelen muziek die tijdloos is. Samengevat: zij kunnen dingen die normale mensen niet kunnen.
c De Griekse helden hebben een plek in de Griekse religie en dat is bij ‘moderne’ helden niet zo.
De vader maakt na het gevecht de wapens schoon voor zijn zoons.
Slide 20 - Tekstslide
5 Τὴν ἀσπίδα καὶ τὸ δόρυ παρέχει ὁ Ζεὺς τῇ Ἀθηνᾷ.
onderwerp
ὁ Ζεὺς
lijdend voorwerp
Τὴν ἀσπίδα καὶ τὸ δόρυ
meewerkend voorwerp
τῇ Ἀθηνᾷ
Zeus geeft het schild en de lans aan Athena.
Slide 21 - Tekstslide
Hulpboek blz. 104
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Hulpboek blz. 105.
Maak Erga 12, 14.
timer
10:00
Slide 32 - Tekstslide
Ergon 12
6 εἰσιν
Slide 33 - Tekstslide
Ergon 14
Slide 34 - Tekstslide
HELD
Hulpboek blz. 34.
Opdracht 14, 16
Slide 35 - Tekstslide
Opdracht 14
a + b eigen verwerking.
c Ἡ Μέδουσα Γοργών/ Περσεύς (Medusa en Perseus)
d Medusa is (een Gorgo,) een vreselijk monster: Γοργών ἐστιν, δεινὸν τέρας;
Perseus is (een held en) zoon van Zeus: ὁ ἥρως ὁ τοῦ Διὸς υἱός
e Bijvoorbeeld de woorden: vreselijk monster, doden, angst, dapperheid, gevleugelde, afhakken en zwaard.
Slide 36 - Tekstslide
Opdracht 16
a δεινὸν τέρας
b Zij doodt met haar ogen en heeft slangen in plaats van haren. Ze ziet er dus uit als een monster en is gevaarlijk.
c Medusa heeft ook slagtanden, bronzen handen en gif in het slangenhaar, waarmee zij ook kan doden.
Slide 37 - Tekstslide
Opdracht 18
a De godin Athena is afgebeeld. Op haar borstharnas is de medusakop afgebeeld die zij van Perseus cadeau kreeg. r.24-25 Ἀντὶ δὲ τῆς τῶν θεῶν βοηθείας ὁ Περσεὺς τὴν τῆς Μεδούσης κεφαλὴν παρέχει τῇ Ἀθηνᾷ.
b De tegenstanders van Athena zullen in een gevecht naar haar kijken en zien tegelijk het borstharnas met de kop van Medusa. Zij zullen schrikken en verstijven van angst als zij Medusa in de ogen kijken. Athena gebruikt de kop van Medusa om haar tegenstanders af te schrikken.
Slide 38 - Tekstslide
Opdracht 19
a De man staat in aanvalspositie met een zwaard in zijn hand en heeft het dier onderworpen. Hij ziet er fysiek sterk uit, goed gespierd en is niet bang. Het dier is een samengesteld beeld met een mannenlichaam en een stierenkop, duidelijk een monster.
b Beide monsters zien er afschrikwekkend uit maar de Minotauros is vooral groot, sterk en agressief. Medusa werkt met gif en een dodelijke blik.
Slide 39 - Tekstslide
Aan het werk.
Leer de vetgedrukte woorden op Taalboek blz. 27, 29, 31, 41 en 43.
Leer de grammatica t/m H. 7 (blz. 140 t/m 144).
Lees Taalboek blz. 42-44
Maak Hulpboek blz. 34, opdracht 18, 19 en blz. 36, opr. 22 en 23.
Dit is ook huiswerk.
Slide 40 - Tekstslide
Opdracht
Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
Benoem ieder woord in de zin.
Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)
Slide 41 - Tekstslide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 42 - Open vraag
Wat is nog onduidelijk? Waar wil je meer over weten?