Taal blok 7 les 3

Thema 6, week 2, les 9
Ik weet het verschil tussen de directe en indirecte rede.
Ik kan aanhalingstekens, dubbele punt, puntkomma en komma op de goede manier gebruiken.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6,7

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 6, week 2, les 9
Ik weet het verschil tussen de directe en indirecte rede.
Ik kan aanhalingstekens, dubbele punt, puntkomma en komma op de goede manier gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen de volgende twee zinnen?
1. Juf Evelien zegt tegen de leerlingen: 'Pak allemaal jullie rekenboek.'
2. Juf Evelien zegt tegen de leerlingen dat ze allemaal hun rekenboek moeten pakken.

Slide 2 - Open vraag

1. Juf Evelien zegt tegen de leerlingen: 'Pak allemaal jullie rekenboek.'

2. Juf Evelien zegt tegen de leerlingen dat ze allemaal hun rekenboek moeten pakken.
Wat er echt is gezegd/ directe rede
Wat niet letterlijk is gezegd- indirecte rede

Slide 3 - Sleepvraag

Directe of indirecte rede?


Suzanne zegt: 'Omdat je op een paard kunt rijden.'
A
directe rede
B
indirecte rede
C
deze kun je niet kiezen
D
deze kun je niet kiezen

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebruik je als je de directe rede opschrijft?

Slide 5 - Open vraag

Schrijf de zin in de directe rede.
Haar opa zegt dat haar decor de zee nabootst.

Slide 6 - Open vraag

Joep zegt ik doe graag aan voetbal.
De zin staat in de directe rede, maar de leestekens ontbreken. Schrijf de zin op met de goede leestekens.

Slide 7 - Open vraag

Een dubbele punt (:) gebruik je als je
A
Smileys wilt maken bij het whatsappen
B
Een opsomming maakt
C
Een verklaring bij directe rede geeft
D
Een opsomming, een verklaring, of directe rede schrijft.

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 9 - Open vraag

Schrijf de komma op de juiste plek in de zin:

Wil je een appel een peer of een banaan?

Slide 10 - Open vraag

Tussen welke woorden moet de komma staan in deze zin:

De auto is verkeerd geparkeerd ziet u dat niet?
A
Tussen geparkeerd en ziet
B
Tussen dat en niet
C
Tussen verkeerd en geparkeerd
D
Tussen auto en is

Slide 11 - Quizvraag

Puntkomma
Een puntkomma kun je gebruiken tussen twee zinnen die bij elkaar horen. De nieuwe zin begint dan niet met een hoofdletter. Je mag ook gewoon een punt zetten. Dan begint de nieuwe zin wel met een hoofdletter.

1. We hebben een mooie zomer gehad; vooral augustus was heerlijk zonnig.

2. We hebben een mooie zomer gehad. Vooral augustus was heerlijk zonnig.

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf de volgende zin op de twee manieren.
beginnen jullie maar alvast door het drukke verkeer ben ik wat later

Slide 13 - Open vraag

Wat heb je geleerd?

Slide 14 - Open vraag