3.4 + 3.5

To do
Welkom! 
  1. Doe je jas uit en tas van tafel
  2. Ga rustig zitten en pak je boek, schrift en pen erbij 
  3. Als je klaar bent: Maak je je schrift open, en schrijf je op wat je je nog kan herinneren van wat we de vorige les hebben behandeld. 
timer
2:00
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

To do
Welkom! 
  1. Doe je jas uit en tas van tafel
  2. Ga rustig zitten en pak je boek, schrift en pen erbij 
  3. Als je klaar bent: Maak je je schrift open, en schrijf je op wat je je nog kan herinneren van wat we de vorige les hebben behandeld. 
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

basissstof 4 Uitscheiding

Slide 2 - Tekstslide

To do: 
Binnenkomst 
herhaling basisstof 4 
basisstof 4 afmaken 
Basisstof 4 nakijken
Uitleg basisstof 5 (deel 1)
Opdrachten maken
Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Lesdoelen 
Aan het einde van de les
  • kan ik benoemen uit welke onderdelen een nier bestaat.
  • kan ik vertellen hoe de uitscheiding via de nieren werkt. 

Slide 5 - Tekstslide

Uitscheiding
Afvalstoffen worden uit het bloed gehaald en uit het lichaam verwijderd. Dit heet uitscheiding. 

Koolstofdioxide wordt door de longen uitgeademd.
Andere afvalstoffen worden door de nieren uitgescheiden. 

Slide 6 - Tekstslide

Nieren & Urinewegen
  • Door de nierslagaders stroomt zuurstofrijk bloed naar de nieren. Dit bloed bevat afvalstoffen van veel organen. 
  • Nieren halen deze afvalstoffen uit het bloed. 
  • Door de nieraders stroomt het gezuiverde bloed weg uit de nieren. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Nier
Nierschors + niermerg verwijderen afvalstoffen, overtollig water, overtolliige zouten en schadelijke stoffen uit het bloed.  
Deze stoffen samen heten urine. 

Het nierbekken verzamelt urine. Via urineleiders wordt urine afgevoerd naar de urineblaas. Daar wordt de urine opgeslagen. Als je moet plassen, gaat je urine via je urinebuis naar buiten. 

Slide 9 - Tekstslide

Urine

  • Afvalstoffen uit het bloed
  • Overtollig water
  • Overtollige zouten
  • Schadelijke stoffen

Slide 10 - Tekstslide

To do: 

Maak de opdrachten van basisstof 4 af in je werkboek.

timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

H3 De bloedsomloop




3.5 Het immuunsysteem (deel 1)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Leerdoelen
  1. Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
  2. Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
  3.  Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.

Slide 14 - Tekstslide

Bacteriën, virussen en schimmels
Sommige bacteriën en schimmels zijn goed, maar soms zijn ze slecht (>ziekteverwekkers) en veroorzaken ze een infectie 



    E. coli  (bacterie)                   Coronavirus          Griepvirus                                      Candida schimmel

Slide 15 - Tekstslide

Infectie
Stap 1: Opeten                                             Stap 2: antistoffen maken.
(langzame bestrijding).                          (snelle bestrijding)
               

Slide 16 - Tekstslide

Je eigen lichaam
Ook onze cellen hebben antigenen in het celmembraan, zo herkent je lichaam welke cellen van jou zijn en welke cellen lichaamsvreemd zijn.

Dit kan helaas ook fout gaan. Hoe heten de ziektes waar je lichaam je eigen cellen kapot maakt?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Heb jij een allergie? Zo ja, waarvoor?

Slide 19 - Open vraag

Allergie
Als iemand allergisch is, ben je overgevoelig voor een bepaalde stof. 
Anafylactische reactie = ernstige reactie (verwijden bloedvaten -> daling bloeddruk)

Slide 20 - Tekstslide




anafylactische reactie: een ernstige allergische reactie

Slide 21 - Tekstslide

Immuniteit
Vaak word je maar één keer ziek van een ziekteverwekker. Je witte bloedcellen kunnen onthouden welke antistoffen ze moeten maken, je wordt zo immuun (kunt niet meer ziek worden).

Kunstmatig  en natuurlijk

Slide 22 - Tekstslide

Vaccinaties (kunstmatige immuniteit)
Een injectie dat bestaat het uit delen van een virus of bacterie of een verzwakte versie. Je lichaam wordt er niet of nauwelijks ziek door, maar je witte bloedcellen leren ze zo wel herkennen en onthouden!

Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig werken
- Maak van basisstof 4 tot opdracht 6 af.

- Klaar?begin aan de opdrachten van basisstof 5

Succes! 
timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide


Wat is immuniteit?
A
Immuniteit is dat 1 persoon wel 100 anderen kan besmetten
B
Als je immuun bent dan word je heel ziek van een ziekteverwekker
C
Als je immuun bent dan kun je anderen heel erg besmetten met het virus
D
Als je immuun bent dan word je niet ziek van een ziekteverwekker

Slide 25 - Quizvraag

Kunstmatige immuniteit is
A
Het lichaam werkt zelf zonder hulpmiddelen tegen de ziekteverwekker
B
Je krijgt een vaccin toegediend
C
Immuniteit gaat via moeder op kind
D
Geen van alle antwoorden

Slide 26 - Quizvraag

Betrouwbaar of niet?

Een artikel op Facebook over vaccinaties.
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar
C
Twijfel

Slide 27 - Quizvraag

vaccinaties
A
belangrijkste
B
inentingen
C
waarbij je op elkaar reageert
D
ergens bij passen

Slide 28 - Quizvraag