Thema 4 basisstof 3

De evolutietheorie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De evolutietheorie

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag 
  • Presentaties twee groepjes Bs 1 en 2
  • Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt
  • Je kunt manieren van reproductieve isolatie beschrijven


Slide 2 - Tekstslide

Feit of fabel:
De mens stamt af van de mensaap
A
Feit
B
Fabel

Slide 3 - Quizvraag

Een van de grote misvattingen
We stammen niet af van de aap, maar we hebben een gemeenschappelijke voorouder met de moderne aap.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Ontstaanstheorie
(tegenhanger) 

Creationisme:
  • de aarde en organismen zijn geschapen
  • sommige organen te ingewikkeld om  door evolutie te zijn ontstaan --> intelligente schepper

Slide 6 - Tekstslide

Evolutietheorieën

=  Gaan over het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten 

Lamarck (1744-1829):
eigenschappen veranderen tijdens leven individu veranderde eigenschap wordt doorgegeven   FOUT?!
Darwin (1809-1882):
On the origin of species (1859) --> evolutietheorie

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Neodarwinistische evolutietheorie  

= Evolutietheorie (Darwin) gecombineerd met de  kennis over erfelijkheid

DNA voor het eerst ontdekt in 1871 en de structuur pas ontdekt in 1953

Slide 9 - Tekstslide

Neodarwinistische evolutietheorie  

Gaat uit van: 

  1.  Diversiteit in genotype
  2. Natuurlijke selectie / survival of the fittest:  Individuen met de gunstigste eigenschappen hebben grootste overlevingskans en  planten zich voort 
  3. Soortvorming door reproductieve isolatie


Slide 10 - Tekstslide

Hoe komt een grote variatie in genotype binnen een soort tot stand?
A
Mutatie
B
Door verandering in het fenotype
C
Recombinatie (voortplanting)

Slide 11 - Quizvraag

Neodarwinistische evolutietheorie  

Gaat uit van: 

  1.  Diversiteit in genotype, door mutaties en recombinatie 
  2. Natuurlijke selectie / survival of the fittest:  Individuen met de gunstigste eigenschappen hebben grootste overlevingskans en  planten zich voort 
  3. Soortvorming door reproductieve isolatie: paragraaf 4.7


Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld van evolutie

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld van evolutie

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld van evolutie

Slide 15 - Tekstslide

Het veranderen van een soort
  • Niet alle individuen van dezelfde soort zijn gelijk (genetische variatie).
  • Die het beste passen in de omstandigheden en in het gebied hebben op dat moment meer overlevingskans.
  • Ook meer kans op voortplanting, dus om dit door te geven aan nakomelingen.
  • Na vele jaren zie je deze variant van de soort (bijna) alleen nog maar en zijn andere varianten (bijna) verdwenen).

Slide 16 - Tekstslide

Evolutie laatste tijd?
Bijvoorbeeld de berkenspanner. Berkenbomen zijn wit, maar in vervuilde omgevingen worden de stammen zwart.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Tekstslide

Soortvorming
  • geografisch:  doordat twee populaties van elkaar gescheiden worden
  • in zelfde gebied :
    geen voorplanting door mutaties, verschil baltsgedrag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Door veel variatie in genotypen zijn er ook meer verschillende fenotypen.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Darwin had het over 'survival of the fittest'
Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?
A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 23 - Quizvraag

Bij een diersoort komen veel variaties in genotypen voor. Wat is waar?
A
Dat soort heeft een grotere overlevingskans
B
Dit is een probleem bij verandering in de milieuomstandigheden

Slide 24 - Quizvraag

Evolutie
A
Theorie die uitgaat van variaties in genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten
B
ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen of verdwijnen

Slide 25 - Quizvraag

Door evolutie
A
Past een populatie zich op de lange termijn aan op het milieu
B
Kan een individu zich direct aanpassen aan het milieu

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Welke cel zal in oorsprong een mutatie gehad hebben
A
Een cel in de vinger
B
Een eicel of zaadcel
C
Een cel in de hand
D
Een cel in de foetus

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een voordeel van 6 vingers?

Slide 29 - Woordweb

Aan de slag!
- Lees basisstof 3
- Maak opdrachten 

Slide 30 - Tekstslide