KTH1F Woche 20 1. S d

Einen schönen guten Tag KTH1F!
Heute ist Montag den 11. Mai!
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Einen schönen guten Tag KTH1F!
Heute ist Montag den 11. Mai!

Slide 1 - Tekstslide

Willkommen in dieser Stunde.
 
Na dit uur weet je of je: 
1 de  zelfbedachte basisregels voor de werkwoorden waarbij de stam op een -d of een -t eindigt  kent en goed toepast.   
2 of je de regels voor hoofdlettergebruik  nog kent en goed toepast.

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn ook alweer de persoonlijke
vnw. in het Duits?

Slide 3 - Woordweb

De persoonlijke vnw in het Duits:
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 4 - Tekstslide

Had jij ze allemaal goed?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Was je antwoord nee? Maak dan de volgende  oefening. 
Er volgt een sleepvraag. Zet de woorden in de juiste volgorde.

Was je antwoord ja, dan mag je de paarse vragen overslaan

Slide 6 - Tekstslide

ik
jij
hij
wij
jullie
zij
het
zij
u
du
wir
sie
Sie
sie
ihr
es
er
ich

Slide 7 - Sleepvraag

Had jij ze allemaal goed?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Was je antwoord nee? Maak dan de volgende  invuloefening.
Geef de vertaling van het woord dat tussen haakjes staat.
Denk hierbij ook aan de hoofdletters!

Was je antwoord nu wel ja, dan mag je de volgende paarse vragen (tot en met slide 13) overslaan

Slide 9 - Tekstslide

(Ik) habe drei Geschwister.

Slide 10 - Open vraag

Woher kommt (jullie)?

Slide 11 - Open vraag

Hast (jij) ein neues Fahrrad?

Slide 12 - Open vraag

(Het) hat geregnet?

Slide 13 - Open vraag

(Wij) möchten gern Schokolade kaufen.

Slide 14 - Open vraag

Wat zijn de uitgangen van de
regelmatige zwakke werkwoorden?

Slide 15 - Woordweb

de uitgangen van de regelmatige zwakke werkwoorden:
ich - e
du - st
er/sie/es - t
wir - en
ihr - t
sie/ Sie - en

Slide 16 - Tekstslide

Had je hierin nog fouten?
Bestudeer je aantekeningen van Kapitel 1 nog een keer en/of kijk in je boek op blz. 12 en 13 .

Slide 17 - Tekstslide

Wat zijn de uitgangen van de
regelmatige zwakke werkwoorden
waarbij de stam eindigt op een d/t?

Slide 18 - Woordweb

de uitgangen van de regelmatige zwakke werkwoorden:
ich - e
du - e st
er/sie/es - e t
wir - en
ihr - e t
sie/ Sie - en

Slide 19 - Tekstslide

Had je hierin nog fouten?
Bestudeer je aantekeningen van Kapitel 1 nog een keer en/of kijk in je boek op blz. 112.

Slide 20 - Tekstslide

Wat doe je als er geen pers. vnw in de zin staat?
Kijk wat het onderwerp in de zin is: 

Is het onderwerp enkelvoud, gebruik je de uitgang van er/sie/es
Meine Schwester heißt Anna.

Is het onderwerp meervoud, gebruik je de uitgang van sie(mv)
Meine Brüder heißen Jan und Piet.

Slide 21 - Tekstslide

Er volgt weer een invuloefening
Vul steeds de juiste vorm van het werkwoord in

Slide 22 - Tekstslide

(wohnen) ............... ihr in Kampen?

Slide 23 - Open vraag

(arbeiten) Wo ........... du?

Slide 24 - Open vraag

(melden) Wann ............ er das nicht kommt?

Slide 25 - Open vraag

(bekommen) Wie oft .......... ihr Pommes?

Slide 26 - Open vraag

(fasten) Meine Schwester .......... jedes Jahr zum Zuckerfest.

Slide 27 - Open vraag

(kaufen) Ich ........... keine neues Auto.

Slide 28 - Open vraag

(knallen) Es .... zu Silvester sehr laut.

Slide 29 - Open vraag

Had je meer dan 2  fouten?
Bestudeer je aantekeningen van Kapitel 1 nog een keer en/of kijk in je boek op blz. 12 en 13 en blz. 112.
Maak daarna online bij NaKlar de opdracht 4 blz. 130.

Slide 30 - Tekstslide

huiswerk voor de volgende keer
bekijk het volgende filmpje
en beantwoord daarna de volgende vraag:
Welk verschil leer je hier t.o.v. de basisregel?

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Welk verschil leer je hier ten opzichte van de basisregel?

Slide 33 - Open vraag

Wanneer moet je een hoofdletter gebruiken in het Duits?

Slide 34 - Woordweb

Hoofdletters
Je gebruikt in het Duits hoofdletters:
- aan het begin van een zin
- bij ALLE namen (landen/personen/dagen/maanden e.d)
- na een ":"
- als het woord een zelfstandig naamwoord is 
(woorden waar de/het/een voor gezet kan worden)

Slide 35 - Tekstslide

Er volgt weer een invuloefening
Vul steeds de juiste vorm van het werkwoord in

Slide 36 - Tekstslide

Aantal hoofdletters, vul getal in.
neudorf ist als suppenland bekannt.

Slide 37 - Open vraag

hier finden die eltern und kinder alles rund um das thema suppe(=soep).

Slide 38 - Open vraag

im oktober gibt es die kirmes (=kermis) im suppenland.

Slide 39 - Open vraag

mein onkel und meine tante haben in einem dorf ein haus gekauft.

Slide 40 - Open vraag

isabella hat zum schulanfang in die grundschule eine schultüte mit süßigkeiten bekommen.

Slide 41 - Open vraag

Had je nog fouten in het hoofdletter gebruik?
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quizvraag

Fouten in het hoofdlettergebruik?
Dan lees je blz. 36 nog eens goed door en maak je opgave 10 van blz. 37
en 
https://www.colanguage.com/nl/hoofdletters-de-duitse-grammatica#exercise-1
hier scrol je naar beneden.

Slide 43 - Tekstslide

nieuw huiswerk
Maken: Kap. 3 Lektion 4 Aufgabe 1/6 + Aufabe 11

Lernen: Lektion 4 (2e Mal) + Lektion 3 alles (3e Mal)

Wiederholen: "Kloktijden" Seite 94.

Slide 44 - Tekstslide

Wat vind je van deze LessonUp?

Slide 45 - Open vraag

Doel 1 behaald: Je kent de zelfbedachte basisregels voor de werkwoorden waarbij de stam op een -d of een -t eindigt en past die juist toe.

Slide 46 - Open vraag

Doel 2 behaald: Je kent de regels voor hoofdlettergebruik nog en past die regels juist toe.

Slide 47 - Open vraag

Dank voor je aandacht en graag tot volgende week!

Blijf de woordjes en zinnen bijhouden met leren. 
De link van deze les blijft beschikbaar in de klas bij LessonUp. 
Dan kan je het nog eens terugkijken. 
Voor het begin van de volgende les moet je antwoord kunnen geven op de laatste vraag.

Heel veel succes met alles en blijf vooral gezond! 

Slide 48 - Tekstslide