De 50 vragen Kwizzzzzzz

De 25 vragen kwizzzzz
Wie haalt de meeste punten in de 25 vragen kwizzzz...
Elk goed antwoord is 2 punten waard. 
Makkelijker kan het niet. 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundePraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De 25 vragen kwizzzzz
Wie haalt de meeste punten in de 25 vragen kwizzzz...
Elk goed antwoord is 2 punten waard. 
Makkelijker kan het niet. 

Slide 1 - Tekstslide

De 25 vragen kwizzzz
Zijn jullie er klaar voor? 

Succes dan, daar gaan we ! 

Slide 2 - Tekstslide

De hoeveelste maand is het?
A
10
B
3
C
7
D
11

Slide 3 - Quizvraag

In oktober is het.....
A
Lente
B
Herfst
C
Winter
D
Zomer

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel is de helft van 88?
A
172
B
44
C
43
D
128

Slide 5 - Quizvraag

Een panter is een....
A
Vogel
B
Vis
C
Insect
D
Roofdier

Slide 6 - Quizvraag

Waar staat 29 goed geschreven?
A
Nee gentwintig
B
Negenentwintig
C
Negentwintig
D
9entwintig

Slide 7 - Quizvraag

Op TikTok rijmt....
A
Sok
B
Plas
C
Klok
D
Stok

Slide 8 - Quizvraag

Zoek het onderwerp:
Hij verbrandt het papier
A
Hij
B
verbrandt
C
het
D
papier

Slide 9 - Quizvraag

Eergisteren was het.....
A
zondag
B
dinsdag
C
maandag
D
vrijdag

Slide 10 - Quizvraag

7+35=
A
41
B
39
C
42
D
43

Slide 11 - Quizvraag

6X12=
A
72
B
82
C
62
D
42

Slide 12 - Quizvraag

65-59=
A
7
B
6
C
124
D
3

Slide 13 - Quizvraag

Welk dier hoort er niet bij:
ezel-kikker-koe-paard
A
ezel
B
kikker
C
koe
D
paard

Slide 14 - Quizvraag

31x33=
A
93
B
753
C
954
D
1023

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de tegenstelling van ver?
A
verder
B
dichtbij
C
veel
D
minder

Slide 16 - Quizvraag

De kikker is groen.
Wat is het lidwoord?
A
De
B
Kikker
C
Is
D
Groen

Slide 17 - Quizvraag

Hij heeft een mooie scooter gekocht.
Wat is het werkwoord?
A
heeft
B
hij
C
scooter
D
gekocht

Slide 18 - Quizvraag

Hij heeft een mooie scooter gekocht.
Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
hij
B
is
C
mooie
D
scooter

Slide 19 - Quizvraag

4x4+16=
A
32
B
33
C
34
D
35

Slide 20 - Quizvraag

45X6=
A
269
B
271
C
301
D
270

Slide 21 - Quizvraag

Het woord "boot" is een....
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
lidwoord
D
werkwoord

Slide 22 - Quizvraag

Als het nu 10 uur is, dan is het over drie kwartier
A
10.45 uur
B
half elf
C
10.30 uur
D
kwart voor elf

Slide 23 - Quizvraag

Op de tafel staat een laptop.
Hoeveel lidwoorden staan er in deze zin?
A
3
B
2
C
1
D
4

Slide 24 - Quizvraag

Een oogje in het zeil houden betekent?
A
met een boot varen
B
opletten
C
weggooien
D
zeil maken

Slide 25 - Quizvraag

7+6+5+4+3+2+1=
A
31
B
29
C
27
D
28

Slide 26 - Quizvraag

Laatste vraag:
Hoeveel uur in de week ben je school?
A
24
B
20
C
30
D
18

Slide 27 - Quizvraag