M&G - Werken in een woondienstencentrum DEEL A

Mens en gezondheid 

Werken in een woondienstencentrum 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Mens en gezondheid 

Werken in een woondienstencentrum 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Omrekenen
1 liter = .... dl
1 liter = .... cl
1 liter = .... ml

Slide 3 - Tekstslide

Eenheden omrekenen
1 liter = 1000 milliliter
1 liter = 100 centiliter
1 liter = 10 deciliter

Slide 4 - Tekstslide

Recept omrekenen naar 10 pers.
 Eerst kijken hoeveel je voor 1 persoon nodig hebt:

1 ei : 4 = 1/4 of 0,25/kwart per persoon

0,25 X 10 = 2,5 ei voor 10 personen












Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn bindmiddelen?
A
Linzen en ei
B
Griesmeel en noten
C
Zout en havermout
D
Rijst en appel

Slide 6 - Quizvraag

Consistentie is
A
De dikte van een gerecht
B
Het gewicht van een gerecht
C
Gemalen gerecht
D
Hoe mooi het gerecht is

Slide 7 - Quizvraag

De consistentie van soep is dunner dan van saus
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Welke van de onderstaande gerechten heeft de dikste consistentie.
A
limonade
B
vla
C
kwark
D
soep

Slide 9 - Quizvraag

Snijtechnieken
en julienne: 
en brunoise: 
en chinoise:

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Wat zijn voordelen van seizoensgroente?

Slide 14 - Open vraag

               Seizoensgroente


- Lekkerder

- Goedkoper

- Milieuvriendelijk

Slide 15 - Tekstslide

Hoe noemen we het mooi maken van gerechten
A
Roerbakken
B
Gratineren
C
Grilleren
D
Garneren

Slide 16 - Quizvraag

Wat doe je het eerst bij het tafeldekken in een restaurant als de klant er nog niet is?
Bij het opdekken gebruik je een tafelbedekking, bijvoorbeeld een placemat of tafellaken, bloemen, een kaarsje en servetten 
A
Indekken
B
Opdekken
C
Bestek pakken
D
Glazen neerzetten

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent debarrasseren
A
Afruimen van de borden
B
Schoonmaken van de tafel
C
Het vlekvrij afdrogen van bestek
D
De tafel dekken

Slide 18 - Quizvraag

Wat gebruik je voor het vervoeren van bestek naar de gast?

Slide 19 - Open vraag

Wat is deze meneer aan het doen?
A
Poetsen
B
Schoonmaken
C
Poleren
D
Drogen

Slide 20 - Quizvraag

Mastiek of mise-en-place?
Bestek poleren
A
Mastiek
B
Mise-en-place

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent letterlijk mice-en-place?
A
Op zijn plaats zetten
B
Voorbereidende werkzaamheden
C
Snel werken
D
Mastiek maken

Slide 22 - Quizvraag

Aan welke zijde van de gast moet je inzetten als je bediend?

Slide 23 - Open vraag

Het neerleggen van bestek
A
Opdekken
B
Indekken

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Waarom gebruik je verschillende kleuren snijplanken?
A
Ziet er leuk uit
B
Zodat je kan onthouden welke snijplank je gebruikt hebt
C
Voor zoveel mogelijk afwas
D
Om kruisbesmetting te voorkomen

Slide 27 - Quizvraag

Snijplanken

Rood       voor rauw vlees
Blauw     voor vis
Geel        voor gevogelte zoals kip
Groen     voor groente
Bruin      voor gaar vlees
Wit           voor kaas, brood en eieren


Slide 28 - Tekstslide

Welke kleur snijplank gebruik je voor het snijden van deze producten?
Sleep de producten naar de juiste kleur snijplank.

Slide 29 - Sleepvraag

Je moet een vegetarisch menu maken. Welke voedingsmiddel kun gebruiken?



A
Zalm
B
ei
C
gelatine
D
ansjovis

Slide 30 - Quizvraag

Vegetarisch eten

Sommige mensen vinden het zielig voor de dieren
Anderen vinden dat het ‘produceren’ van vlees belastend is voor het milieu.


Vegetarisch = geen producten van gedode dieren eten, maar wel andere dierlijke producten zoals melk, kaas en eieren.


Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Wat is vegan en wat niet?
Vegan 
Not vegan

Slide 33 - Sleepvraag

Je hebt diverse voedingsgewoonten. Welke uitspraken hoort bij Hindoeïsme?
A
Ze beschouwen het varken als heilig dier.
B
Ze beschouwen de koe als een heilig dier.
C
Ze vasten bij religieuze bijeenkomsten en bij sterfgevallen
D
Ze eten vaak alleen vegetarisch.

Slide 34 - Quizvraag

Kenmerken van de voeding van een moslim
A
Geen alcoholische dranken
B
Jaarlijks vasten (ramadan)
C
Vlees moet ritueel geslacht zijn
D
Geen varkensvlees

Slide 35 - Quizvraag

Welk voedsel mogen moslims wel eten?
A
Brood, Eieren, varkenskarbonade
B
eieren, yoghurt, halal kipfilet
C
Half-om-half gehakt, halal kipfilet, eieren
D
eieren, varkenskarbonade, yoghurt

Slide 36 - Quizvraag

Welke eetgewoonten verhogen het risico op hart- en vaatziekten?
A
veel groenten eten
B
veel dierlijke vetten eten
C
veel groenten eten
D
veel fruit eten

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Video

Allergenen

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

vragen?

Slide 41 - Tekstslide