Les 1: werkwoordspelling drie werkwoordsvormen V1d

Maandag 5 oktober - V1d
Vandaag
  • 10 minuten stillezen in Wonder
  • Werkwoordsvormen herkennen: pv, inf, vdw
  • Aan de slag!
  • Werkwoordspelling: oefenen met pv in t.t en v.t.
  • Einde les: E-toets Sprookje en spelling bespreken


timer
10:00
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Maandag 5 oktober - V1d
Vandaag
  • 10 minuten stillezen in Wonder
  • Werkwoordsvormen herkennen: pv, inf, vdw
  • Aan de slag!
  • Werkwoordspelling: oefenen met pv in t.t en v.t.
  • Einde les: E-toets Sprookje en spelling bespreken


timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les ga je...
...leren om de persoonsvorm, het infinitief en het voltooid deelwoord te herkennen.
...oefenen met de regels voor de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe ziet de toets eruit?
De toets telt 3x mee (week 46 zie Magister, week 47 Boekentoets Wonder).
- D-toets maken + D-toets bespreken

Bestaat uit de onderdelen:
1. Onderwerp + persoonsvorm TT
2. Onderwerp + persoonsvorm VT
3. Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
4. Voltooide en onvoltooide deelwoorden
5. Combinatieoefening (alle tijden, alle vormen ww)

Slide 3 - Tekstslide

3 werkwoordsvormen
  • Persoonsvorm (tt of vt)
  • Infinitief (hele werkwoord)
  • Voltooid deelwoord

Slide 4 - Tekstslide

Theorie

Slide 5 - Tekstslide

3 werkwoordsvormen
Persoonsvorm (pv) - het enige werkwoord dat van tijd en getal kan veranderen. Als er maar één werkwoord in de zin zit, is dat altijd de persoonsvorm.

Heb jij je huiswerk af?
Heb jij je huiswerk gemaakt?
Ik geef hem een cadeau.
Ik heb hem een cadeau gegeven.



Slide 6 - Tekstslide

3 werkwoordsvormen
Infinitief (inf) - hele werkwoord. Komt nooit alleen, er staat altijd een persoonsvorm bij.

Verandert niet mee in tijd!

Wij lopen naar school.              lopen = pv
Wij gaan naar school lopen.  lopen = inf, gaan = pv

Slide 7 - Tekstslide

3 werkwoordsvormen
Voltooid deelwoord (vdw) - Komt nooit alleen, staat altijd samen in de zin met een vorm van hebben, zijn of worden (de persoonsvorm).

Hoe weet je of het voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt?
  •     Maak het woord langer in de vertelden tijd
  •     Gebruikt 'T eX KoFSCHiP

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Ga naar LessonUp en log in met de klascode: okigm
  • Ga naar Les 1: werkwoordspelling
  • Maak slide 8 t/m 28

Slide 9 - Tekstslide

Tom (ontleden) vandaag die vijf moeilijke zinnen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 10 - Quizvraag

Tom (ontleden) vandaag die vijf moeilijke zinnen.

Slide 11 - Open vraag

Er (kleven, vt) nogal wat nadelen aan Huibs plan.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 12 - Quizvraag

Er (kleven, vt) nogal wat nadelen aan Huibs plan.

Slide 13 - Open vraag

Is je broer al naar zijn studentenkamer in Amsterdam (verhuizen)?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 14 - Quizvraag

Is je broer al naar zijn studentenkamer in Amsterdam (verhuizen)?

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen mochten aan het einde van de les hun spullen (inpakken).
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 16 - Quizvraag

De leerlingen mochten aan het einde van de les hun spullen (inpakken).

Slide 17 - Open vraag

De pizza was helemaal (verbranden).
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 18 - Quizvraag

De pizza was helemaal (verbranden).

Slide 19 - Open vraag

(worden) jij ook zo moe van werkwoordspelling?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 20 - Quizvraag

(worden) jij ook zo moe van werkwoordspelling?

Slide 21 - Open vraag

De bank (worden) eindelijk vervangen door een hippe hoekbank.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 22 - Quizvraag

De bank (worden) eindelijk vervangen door een hippe hoekbank.

Slide 23 - Open vraag

De slagers (braden) gisteren het vlees tijdens de buurtbarbecue.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 24 - Quizvraag

De slagers (braden) gisteren het vlees tijdens de buurtbarbecue.

Slide 25 - Open vraag

Het hele weekend heb ik naar de muziek van Billie Eilish (luisteren).
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 26 - Quizvraag

Het hele weekend heb ik naar de muziek van Billie Eilish (luisteren).

Slide 27 - Open vraag

Wanneer ga jij (leren) voor de toets Nederlands?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer ga jij (leren) voor de toets Nederlands?

Slide 29 - Open vraag

Wat voor soort fouten maak jij nog bij werkwoordspelling? Geef een voorbeeld!

Slide 30 - Open vraag

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
ik-vorm (+ t)
infinitief (wij-vorm)

"lopen" als trucje invullen.

Ik loop - hij loopt
Ik word - hij wordt
Ik beantwoord - hij beantwoordt


Slide 31 - Tekstslide

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Let op!
Als het onderwerp jij of je achter de persoonsvorm staat, schrijf je geen -t. Je schrijft alleen de ik-vorm.
Bijvoorbeeld:
Jij wordt (ik-vorm + t) weleens gezien in die winkel.
Word (let op geen t) jij weleens gezien in die winkel?

Slide 32 - Tekstslide

De persoonsvorm in de verleden tijd
ik-vorm + te(n)
ik-vorm + de(n)

Gisteren rustte ik uit van een voetbaltraining. (ik-vorm + te)
Gisteren beantwoordde ik mijn mail. (ik-vorm + de)




Slide 33 - Tekstslide

Hoe kun je een voltooid
deelwoord herkennen?

Slide 34 - Woordweb

Het voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord staat altijd samen in de zin met een vorm van hebben, zijn of worden (de persoonsvorm).

Het gebeurt vandaag.   (gebeurt = persoonsvorm)
Het is vandaag gebeurd. (gebeurd = voltooid deelwoord)

Ik beantwoord de mail.    (beantwoord = persoonsvorm)
Ik heb de mail beantwoord.   (beantwoord = voltooid deelwoord)

Ik vertel een verhaal.   (vertel = persoonsvorm)
Ik heb een verhaal verteld.    (verteld = voltooid deelwoord)

Slide 35 - Tekstslide

Hoe kun je erachter komen
hoe je een voltooid deelwoord (van een zwak werkwoord) moet schrijven?

Slide 36 - Woordweb

Het voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord staat altijd samen in de zin met een vorm van hebben, zijn of worden (de persoonsvorm).

Hoe weet je of het voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt?
  1. Maak het woord langer in de verleden tijd
  2. Gebruikt 'T eX KoFSCHiP

De plannen zijn gewijzig...   1. Gisteren wijzigde ik de plannen   2. stam = wijziG  ---> gewijzigD       
Zijn nummer is geblok...       1. Gisteren blokte ik zijn nummer     2. stam - blokK    ----> geblokT

Slide 37 - Tekstslide

Aan de slag in Learnbeat!
  • Ga naar Blok 1 > 1.3 > Spelling > A en B.
  • Maak eerst alle vragen bij A (persoonsvorm tt) en daarna de vragen bij B (persoonsvorm in vt).
  • Klaar?  Geen huiswerk! Verder lezen in je boek.
Tekst

Slide 38 - Tekstslide

Toets bespreken - vragenronde
Ga naar de mail in Magister. Open het beoordelingsformulier.
Verkeerd de punten opgeteld? Zet een sterretje.

Slide 39 - Tekstslide

Einde van deze les

Slide 40 - Tekstslide