Relaties & zelfbeeld: Peers & socials - BB

RELATIES & ZELFBEELD 
peers en socials  
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

RELATIES & ZELFBEELD 
peers en socials  

Slide 1 - Tekstslide

Relaties & Zelfbeeld - In deze les staat ‘zelfbeeld’ centraal. In de serie zie je verschillende versies van Jamie. Op verschillende momenten in de serie zie je een zelfverzekerde Jamie: zeker van zijn zaak, volhardend in zijn onschuld. Daarnaast zijn er ook momenten waarop Jamie wat minder zeker van zichzelf lijkt. Zo probeert hij, in aflevering 3, de psychologe te manipuleren door eerst heel agressief op haar af te stormen - waar ze van lijkt te schrikken - en vervolgens probeert hij haar toch weer in te palmen door toenadering te zoeken. Dat roept de vraag op: wie is Jamie? Speelt hij met zijn karakter om te krijgen wat hij wil? Manipuleert hij? Of is hij onzeker en probeert hij zichzelf een houding te geven om geen gezichtsverlies (‘Ik moet stoer zijn’) te lijden? Bouwt hij zijn persoonlijkheid of zelfbeeld op basis van de reactie van de ander?
  De reactie van de psychologe nadat Jamie weg is, is die van instorting en schrik. Heeft zij, wellicht net als Jamie, een masker opgezet of met haar zelfbeeld gespeeld? Of speelt zij juist met het (oppervlakkige, rolbevestigende) beeld dat de ander van haar heeft. Oftewel: ben je wie je zelf wilt zijn (en handel je daarnaar), of ben je wie anderen zien/denken dat je bent? En als je eenmaal besloten hebt wie je bent of wil zijn, is hoe je daarmee omgaat dan ook bepalend voor je acties? Ga je je gedragen naar wie je denkt te zijn (self fulfilling prophecy)?

Slide 2 - Tekstslide

Relaties & Zelfbeeld - In deze les staat ‘zelfbeeld’ centraal. In de serie zie je verschillende versies van Jamie. Op verschillende momenten in de serie zie je een zelfverzekerde Jamie: zeker van zijn zaak, volhardend in zijn onschuld. Daarnaast zijn er ook momenten waarop Jamie wat minder zeker van zichzelf lijkt. Zo probeert hij, in aflevering 3, de psychologe te manipuleren door eerst heel agressief op haar af te stormen - waar ze van lijkt te schrikken - en vervolgens probeert hij haar toch weer in te palmen door toenadering te zoeken. Dat roept de vraag op: wie is Jamie? Speelt hij met zijn karakter om te krijgen wat hij wil? Manipuleert hij? Of is hij onzeker en probeert hij zichzelf een houding te geven om geen gezichtsverlies (‘Ik moet stoer zijn’) te lijden? Bouwt hij zijn persoonlijkheid of zelfbeeld op basis van de reactie van de ander?
 De reactie van de psychologe nadat Jamie weg is, is die van instorting en schrik. Heeft zij, wellicht net als Jamie, een masker opgezet of met haar zelfbeeld gespeeld? Of speelt zij juist met het (oppervlakkige, rolbevestigende) beeld dat de ander van haar heeft. Oftewel: ben je wie je zelf wilt zijn (en handel je daarnaar), of ben je wie anderen zien/denken dat je bent? En als je eenmaal besloten hebt wie je bent of wil zijn, is hoe je daarmee omgaat dan ook bepalend voor je acties? Ga je je gedragen naar wie je denkt te zijn (self fulfilling prophecy)?
Aan het einde van de les kun je:

een nieuw standpunt innemen over hoe zelfbeeld zich vormt door middel van contact met peers en socials en de interactie met cultuur.
Leerdoel

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel:
Na deze les kun je een (nieuw) standpunt innemen over hoe het zelfbeeld zich vormt door middel van contact met peers en socials en de interactie met cultuur.
Succescriteria:
Je kunt uitleggen wat zelfbeeld is
Je kunt uitleggen wat cultuur is
Je kunt verklaren hoe cultuur bepaalt wat je (her)kent en dus wat je aanspreekt
Je kunt uitleggen waarom je meer geneigd bent culturele elementen/uitingen die dicht bij je eigen cultuur liggen eerder te accepteren of je ermee te identificeren

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel:
Na deze les kun je een (nieuw) standpunt innemen over hoe het zelfbeeld zich vormt door middel van contact met peers en socials en de interactie met cultuur.
Succescriteria:
Je kunt uitleggen wat zelfbeeld is
Je kunt uitleggen wat cultuur is
Je kunt verklaren hoe cultuur bepaalt wat je (her)kent en dus wat je aanspreekt
Je kunt uitleggen waarom je meer geneigd bent culturele elementen/uitingen die dicht bij je eigen cultuur liggen eerder te accepteren of je ermee te identificeren

Wat is cultuur?

Slide 5 - Woordweb

Kader:
Cultuur kan omschreven worden als een set gedeelde (impliciete en expliciete) gedragingen, normen, waarden en overtuigingen binnen een bepaalde groep. Deze vertalen door naar gedrag. Binnen een groep beïnvloeden individuen de cultuur, maar beïnvloedt cultuur ook de individuen. Zij staan in verbonden wisselwerking met elkaar. 

Doorvragen:
Hoe komt cultuur tot stand?
Welke kernelementen bevat cultuur?
Geven stereotypes (zoals in het filmpje) een inkijkje in wat wij zien als cultuur van de ander?
Moet je andermans cultuur altijd kunnen begrijpen?

Overleg in tweetallen. Beredeneer: kun je een zelfbeeld vormen zonder je deel uit te maken van een bepaalde cultuur?

Slide 6 - Open vraag

Laat leerlingen nadenken over in hoeverre hun zelfbeeld samenhangt met de cultuur waarin ze opgegroeid zijn.
Stuur bij (indien nodig)
Welke gedragsregels zijn cultuur?
Hoe verhouden goed / fout gedrag zich tot de cultuur waarin je opgegroeid bent?
Welke karaktereigenschappen heb je ontwikkeld door die opvoeding/cultuur?

Vraag door
Hoe ziet een gelukkig leven eruit?
Kun je zonder veel spullen of geld ook gelukkig zijn?
Is het cultureel bepaald dat je bepaalde dingen moet hebben of zijn?
Mag je online ook een ongelukkig beeld schetsen of is dat een no-go?


Groepscultuur, confirmatie en vervreemding

Slide 7 - Tekstslide

Transitieslide
Het middendeel van de les gaat over het beeld voorgeschoteld krijgen dat we gewend zijn. Ons brein werkt makkelijker op bevestiging met herkenbare elementen. Het nieuws maakt daar gebruik van. Welke bevestiging of juist vervreemding zien leerlingen en wat doet dat met hun oordeel?

Beeld en bevestiging: wie is wie?
Atleet
Hoogleraar
Loodgieter

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide laat zien dat er op de manier waarop beroepen in beeld gebracht worden (achtergrond, kleding,…) een hoop steuntjes zijn om te kunnen kaderen wie wie is. Dat zou je gedeelde referenten kunnen noemen. De beeldondersteuning maakt het makkelijker om te weten/zien wie er spreekt.

Vraag door
- Is deze enscenering erg? Waarom wel/niet?
- Wanneer zou dit wel erg zijn?Vraag door:
1. Wat maakte dat je de vorige vraag relatief snel kon oplossen zonder deze mensen te kennen?
2. Welke elementen hielpen je?
3. Zijn die elementen prettig en/of noodzakelijk om snel een beeld te vormen?

Slide 9 - Tekstslide

Klik op Mediafragment Beeldvorming en bekijk de video (kan deze eventueel eerder pauzeren op 2:15)

Je ziet een fragment uit een documentaire van Joris Luyendijk waarin hij spreekt over hoe beeld en woord journalistiek werk moeilijk maken en ‘we’ (in het westen) maar een kant van het verhaal lijken mee te krijgen Als je krap in de tijd zit, bekijk 08:00-10:15, bekijk anders een iets langer fragment 08:00-13:00.
Vraag door:
- Op welke manier spelen culturele elementen hier een rol in wie je geneigd bent te horen/geloven?
- Is dit framing?
- Hoe kunnen culturele elementen onbewust partijdigheid in de hand werken?

Kun je een (Nederlandse) traditie bedenken die voor niet-Nederlanders vervreemdend is?
Denk ook na over waarom dat zo is.

Slide 10 - Open vraag

Leid in door leerlingen eerst te laten nadenken over wat een traditie is en hoe het beeld van iets dat bekend is (eigen cultuur) makkelijker als positief beoordeeld wordt. Vraag vervolgens het perspectief om te draaien. Welke (Nederlandse) traditie komt vreemd over als je de cultuur niet kent? Waarom? Vraag verder door op de volgende slide. 
Meningen, zelfbeeld en tradities
1. Wat doet de mening van een ander, over een traditie, met het zelfbeeld van iemand die die traditie kent?
2. Op welke manier kan de mening van een ander bedreigend zijn?
3. Kun je de waarde van iets begrijpen als je dat zelf niet doet of kent?
4. Is het belangrijk om je proberen in te leven in de ander?
1. Wat doet de mening van een ander, over een traditie, met het zelfbeeld van iemand die die traditie kent?
2. Op welke manier kan de mening van een ander bedreigend zijn?
3. Kun je de waarde van iets begrijpen als je dat zelf niet doet of kent?
4. Is het belangrijk om je proberen in te leven in de ander?
Meningen, zelfbeeld & tradities

Slide 11 - Tekstslide

Vraag door d.m.v. de vragen. Probeer te focussen op het multiperspectief, niet op ‘fout’ of ‘goed’, maar op de gedachte achter het antwoord.
Variatie
- Organiseer een kleine discussie.
- Laat leerlingen met één gekozen traditie in gedachten beide kanten beredeneren

Vraag door:
1. is het moeilijker kritisch iets van je eigen tradities te vinden dan die van een ander? Waarom?
2. Welke rol zouden tradities moeten hebben in een geglobaliseerde wereld?
3. Moet je altijd een oordeel vormen?
iemand die die traditie kent?
Leg het verband: welke rol hebben vrienden, socials en cultuur bij het vormen van jouw zelfbeeld?

Slide 12 - Open vraag

Vraag door waar nodig, laat leerlingen eventueel reflecteren op de binnenkomende antwoorden en/of vervolgens formuleren waar ze voortaan beter/anders over nadenken. 

Bespreek thuis en rapporteer terug

  • Van welke (sub)cultuur maakten je ouders vroeger deel uit?
  • Van welke jij nu?
  • Kunnen jullie van elkaar inzien wat daar leuk of bijzonder aan is?
  • In welke dingen lijken jullie op elkaar? En in welke dingen verschillen jullie?
  • Wat definieert de cultuur thuis? 
  • Welke (on)geschreven regels of familietradities hebben jullie? 
  • Welke zijn er fijn, welke minder?
  • Welke traditie of thuiscultuur die je kent van vrienden vind je prettig?


Verwerkingsopdracht 1

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Tradities: zoek een traditie ergens ter wereld waar inhoudelijk je nog weinig van weet. Schrijf een kort essay, maak een infographic of een videopresentatie met fragmenten uit het archief van Beeld en Geluid. 

  • Beschrijf de traditie (kernelementen) en contrasteer en vergelijk met een andere (vergelijkbare) traditie die je kent. Beschrijf de elementen die zorgen voor culturele vervreemding.
  • Analyseer waar de onderliggende mechanismen toe dienen. Welke functie hebben ze in de traditie?
  • Beredeneer hoe deze traditie op iemand die geen deel uitmaakt van dezelfde cultuur kan overkomen. 
  • Sluit af met een verklaring waarom deze traditie belangrijk kan zijn in deze cultuur. 
Verwerkingsopdracht 2

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer lessen zoals deze