H4 woordenschat: achtervoegsels les 3

Wat gaan we doen?
H4  Lessonup

Achtervoegsels

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
H4  Lessonup

Achtervoegsels

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lesdoelen
  • Ik ken de betekenis van veelvoorkomende achtervoegsels
  • Ik kan de betekenis van woorden vinden met behulp van achtervoegsels
  • Ik ken de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit deze paragraaf 

Slide 3 - Tekstslide

Ken je de voorvoegsels nog?

Slide 4 - Tekstslide

Welke voorvoegsels weet je nog?

Slide 5 - Open vraag

wat hebben de volgende woorden met elkaar gemeen: bruikbaar - waardeloos - smaakvol - wekelijks

Slide 6 - Open vraag

Achtervoegsels!
Sommige woorden eindigen met een achtervoegsel. Je kunt de betekenis van een achtervoegsel vaak zelf raden.
Bijvoorbeeld: Mijn broer is een beoefenaar van taekwondo.
Beoefen+aar=iemand die taekwondo beoefent.

Slide 7 - Tekstslide

Veel voorkomende achtervoegsels zijn:
-aar, -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijks

Slide 8 - Tekstslide

Welk woord kan je voor -aar zetten?
A
brand
B
bewonder
C
dank
D
besmet

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord kan je voor -lijk zetten?
A
eer
B
brand
C
dank
D
liefde

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord kan je voor -heid zetten?
A
verminder
B
bak
C
werk
D
werkelijk

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord kan je voor -vol zetten?
A
minder
B
meer
C
overblijf
D
begrip

Slide 12 - Quizvraag

Oefening
Welk woord met een achtervoegsel past bij de volgende woordbetekenissen?

Slide 13 - Tekstslide


zonder waarde

Slide 14 - Open vraag

elke week

Slide 15 - Open vraag

je kunt ze wassen

Slide 16 - Open vraag

Ik weet wat achtervoegsels zijn. Ik ken de betekenis van de achtervoegsels.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Ik heb goed gewerkt deze les.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Huiswerk
Hoe kon je ook alweer de volgende zinsdelen vinden: 
persoonsvorm - onderwerp - gezegde - lijdend voorwerp

Slide 19 - Tekstslide

Hoe vond je deze les?
A
heel makkelijk
B
makkelijk
C
beetje moeilijk
D
heel moeilijk

Slide 20 - Quizvraag

Kun je uitleggen waarom je dat vindt?

Slide 21 - Open vraag

Dit was het eerste deel van de les.
De woorden die in deze les zijn behandeld, moet je leren voor de toets.

Slide 22 - Tekstslide