Geld lenen kost geld

3.3 geld lenen kost geld
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3.3 geld lenen kost geld

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Een verhoudingstabel leren gebruiken bij het rekenen met procenten.
  • De theorie van paragraaf 3 in eigen woorden kunnen uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Welke redenen kun je hebben om geld te lenen?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Leenmotieven
Dit zijn redenen om te lenen

Onverwacht geldtekort
Tijdelijk geldtekort
Koop van een gebruiksgoed
Koop van een huis (hypotheek)

Slide 5 - Tekstslide

Lening terugbetalen
Als je geld hebt geleend moet je twee dingen terugbetalen

  1. Het leenbedrag (aflossen)
  2. Een vergoeding (rente)

Slide 6 - Tekstslide

Vormen van consumptiefkrediet
- Persoonlijke lening 
(aflossen in vooraf afgesproken termijnen)

- Doorlopend krediet 
(betaal je ook in maandtermijnen terug,
maar het afgeloste bedrag kun je weer opnemen)

- Salariskrediet
(tot een bepaald bedrag in het rood → hangt van je salaris af)

Slide 7 - Tekstslide

Kredietkosten: rekenvraag
Je leent €4.000 met een looptijd van drie jaar en betaalt in maandtermijnen van €130,-. Wat betaal je aan kredietkosten? 

Totale kosten 3 x 12 x €130  = €4.680
Leenbedrag                                = €4.000
----------------------------------------   - 
Kredietkosten                            =€      680

Slide 8 - Tekstslide

Hypothecaire lening
  • Voor veel mensen de grootste lening
  • Voor een gebouw
  • Het huis of de grond dient als onderpand

Slide 9 - Tekstslide

Wat is rente?
A
Een vergoeding omdat je geld van de bank leent
B
kredietrente
C
Meer geld dat je ter beschikking hebt
D
Een bedrag dat je moet aflossen

Slide 10 - Quizvraag

Waarom is de rente op een hypothecaire lening relatief laag?

Slide 11 - Open vraag

Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
A
€1000
B
€1200
C
€1300
D
€1400

Slide 12 - Quizvraag

Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
berekening 

Slide 13 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 14 - Open vraag