Spelling 2.5

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Start van de les - periodeplan
Proefwerkweek:
  1. Spelling H2
  2. Grammatica H2
  3. Schrijven H2
  • SO Schrijven H1
  • SO GrSp H2

Slide 2 - Tekstslide

Opfrissen
  1. Niek is vorig jaar naar Vlissingen __________(verhuizen).
  2. Niek ____________(verhuizen) volgende week naar Vlissingen. 


  1. Rynske was ____________ (verrassen) door het leuke cadeau.
  2. Rynske ______________ (verrassen) me met het leuke cadeau. 


Slide 3 - Tekstslide

PV versus VDW
  • pv of niet? Gebruik de tijdproef!
  • Wel pv: hij/zij/het-vorm eindigt nooit op -d!
  • Geen pv: vdw of inf.
  • vdw: maak het woord langer of gebruik regels van
'Het sexy fokschaap': eindigt de stam op een van deze letters, dan schrijf je pv vt en vdw met een -t.
  • Zie ook schema Werkwoordspelling blz. 219

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdr. 2, 3 (blz. 72)
Klaar? Lees in je leesboek
Bespreken over 10 minuten

Slide 5 - Tekstslide

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

Slide 6 - Tekstslide

Bespreken 
opdr. 5 en 6 (blz. 73)

Slide 7 - Tekstslide

Meervoud znw op - en
  • Heeft altijd met klank (uitspraak) te maken: letter toevoegen of weglaten 
Bijvoorbeeld: das -> dassen, want anders lees je daasen (dasen)
  • Bij originele Nederlandse woorden (dus niet leenwoorden): s wordt z en f  wordt
Bijvoorbeeld: graf -> graven, maar paragraaf -> paragrafen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Meervoud znw op -s of -'s
  • Klank (uitspraak) is leidend
  • Verandert de klank van het woord als je de s eraan vastplakt? Dan moet er een apostrof tussen! 
Bijvoorbeeld: appel -> appels, maar oma -> oma's

  • Uitzondering: woorden op -y met daarvoor een medeklinker
Bijvoorbeeld: pony -> pony's, maar spray -> sprays

Slide 10 - Tekstslide

Meervoud -ën, -iën of -ieën
  • Enkelvoud op -ee? meervoud = enkelvoud + ën
Bijvoorbeeld: twee + ën = tweeën
  • Enkelvoud op -ie? Waar ligt de klemtoon?
  1. Klemtoon op laatste lettergreep (-ie): meervoud = enkelvoud + ën
Bijvoorbeeld: industrie + ën = industrieën
   2. Klemtoon op andere lettergreep: meervoud = enkelvoud + trema op laatste e (ë) + n
Bijvoorbeeld: porie + trema op laatse e + n = poriën

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
  1. Lees de theorie ' Leestekens: de komma' 
  2. Maak opdr. 5, 6 en 10 (blz. 73/74)
Klaar? Lees in je leesboek
Niet klaar? Huiswerk voor de volgende les

Slide 12 - Tekstslide

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

Slide 13 - Tekstslide

Komma
  1. Tussen twee wwg: Als ik snel loop, ben ik nog op tijd.
  2. In een opsomming: Ik eet graag brood, fruit, kip en chocola.
  3. Tussen twee bijvoeglijk naamwoorden: Het lieve, kleine meisje
  4. Bij woorden als 'toch', 'oké', 'hoor': woorden die je in spreektaal gebruikt, maar die niets met de inhoud van de zin te maken hebben (stopwoordjes): Ik ga echt niet aan school werken in de vakantie, hoor!
  5. Vóór een voegwoord: Mijn moeder zeurt aan mijn kop, omdat ik mijn kamer moet opruimen. 

Slide 14 - Tekstslide

Bespreken
opdr. 5, 6, 10 (blz. 73/74)

Slide 15 - Tekstslide

Schrijven zakelijke brief -  tips
  • Kijk goed in het voorbeeld waar je een hoofdletter, komma, witregel schrijft in de conventies. 
  • Geen komma tussen postcode en plaats
  • Wel komma tussen plaats en datum
  • Betreftregel: Schrijf eerst Betreft: en daarachter het onderwerp.
  • Houd de toon netjes: niet te dwingend, wel duidelijk
  • Lees je eigen werk hardop in jezelf na. 
  • Let op spelling: werkwoorden (pv, vdw), leestekens en hoofdletters!

Slide 16 - Tekstslide

Zakelijke brief - Tips deel 2
  • Aanhef: 
  1. Als je geen naam weet: meneer, mevrouw of meneer/mevrouw
  2. Als je wel een naam weet:
meneer of mevrouw (zonder hoofdletter) + tussenvoegsel(s) (eerste met hoofdletter) + achternaam (met hoofdletter)
  • Stel, je weet dat de geadresseerde Mieke van der Laan is, dan schrijf je: Geachte mevrouw Van der Laan

Slide 17 - Tekstslide

Totaalopdracht Schrijven en spelling (2.5 en 2.6)
  • Bekijk je eigen brief nog eens: lees deze hardop in jezelf. 
  • Verbeter de volgende punten:
                        * conventies
                        * pv/vdw
                        * komma's
                        * meervoudsvormen

Slide 18 - Tekstslide