Schrijfdoelen en afstemming op doelgroep

LESDOEL
Je kent de tekstdoelen en je weet welk tekstdoel bij welke tekst wordt gebruikt. 
- informeren, 
- instrueren en 
- overtuigen 

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

LESDOEL
Je kent de tekstdoelen en je weet welk tekstdoel bij welke tekst wordt gebruikt. 
- informeren, 
- instrueren en 
- overtuigen 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Tekst

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Tekstdoel
De schrijver wil..
Voorbeeld tekstsoort
Informeren
Instrueren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
dat je iets te weten komt
dat je weet hoe je iets moet doen
je overhalen om iets te doen
dat je zijn mening overneemt
je vermaken
krantenbericht, verslag sportwedstrijd
recept, gebruiksaanwijzing
reclametekst, uitnodiging
bespreking van een film
verhaal, leesboek, strip

Slide 9 - Tekstslide

Tekstdoelen en tekstsoorten
Even checken.....

Slide 10 - Tekstslide

Tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 11 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
instrueren
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 12 - Quizvraag

Wat is GEEN tekstdoel?
A
amuseren
B
overtuigen
C
instrueren
D
verwijderen

Slide 13 - Quizvraag

Elke tekst heeft een tekstdoel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Een schoolboek hoort bij het tekstdoel:
A
Amuseren
B
Informeren
C
Activeren

Slide 15 - Quizvraag

Een advertentie hoort bij het tekstdoel:
A
Activeren
B
Amuseren
C
Informeren

Slide 16 - Quizvraag

Een strip hoort bij het tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren

Slide 17 - Quizvraag

Lastig?
Kijk nog eens in je boek. Daar staat nog een keer de uitleg over tekstdoelen

Slide 18 - Tekstslide

TEKSTDOELEN
Informeren: De schrijver geeft de lezer informatie over het onderwerp

Instrueren: De schrijver legt de lezer uit hoe je iets moet doen of gebruiken

Overtuigen: De schrijver wil dat de lezer het met hem eens is of dat de lezer iets gaat doen

Slide 19 - Tekstslide

SCHRIJFDOELEN
Een informatieve tekst schrijven: je geeft de lezer informatie over een bepaald onderwerp. Je gaat informatie verzamelen

Een instruerende tekst schrijven: Je bedenkt wat de lezer moet weten, je beschrijft stapsgewijs hoe de lezer iets moet doen.
In een instruerende tekst gebruik je vaak gebiedende wijs.

Overtuigende tekst: Je wilt dat de lezer het met jouw standpunt eens is. Je vraagt je af met welke argumenten je de lezer kan overtuigen.

Slide 20 - Tekstslide

Doelgericht schrijven
Je schrijft een tekst altijd met een bepaald schrijfdoel. Je wilt:
  • informeren;
  • instrueren;
  • overtuigen.

Slide 21 - Tekstslide

Afstemmen op de doelgroep
  • Formeel
  • Informeel

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Afstemmen op de doelgroep
  • Voorkennis is kennis die iemand al heeft over een onderwerp. 
  • Als de doelgroep weinig voorkennis heeft over het onderwerp moet je voldoende uitleg geven en je woordgebruik aanpassen aan je doelgroep. Woorden die alleen binnen het onderwerp worden gebruikt, zoals vaktermen, vermijd je of leg je uit.

Slide 25 - Tekstslide

Voorkennis
  • In je e-mail vermijd je de woorden ‘smartphone’ en ‘app’. In plaats daarvan gebruik je ‘telefoon’ en ‘programmaatje’. Het woord ‘taggen’ leg je uit.

Slide 26 - Tekstslide

Voorkennis
  • In je bericht hoef je woorden als
    ‘Adobe’, ‘gedownload’,
    ‘photoshoppen’, ‘uploaden’ en
    ‘retweet’ niet te vermijden of uit
    te leggen.

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag
Online werkboek schrijven
Taak 1 Opdracht 1 t/m 5.


Oefentoets spelling en grammatica


Slide 28 - Tekstslide