H3 par. 3.2 De Franken komen

Memo brugklas T/H
H3. De tijd van monniken en ridders
Vorsten, monniken en boeren
par. 3.2 De Franken komen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Memo brugklas T/H
H3. De tijd van monniken en ridders
Vorsten, monniken en boeren
par. 3.2 De Franken komen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf:
  • Kun je 3  voorbeelden van problemen geven die in de 4e eeuw ontstonden in het Romeinse Rijk.
  • Weet je in welk jaartal het Romeinse Rijk uit elkaar viel.
  • Weet je in welke 2 delen het Romeinse Rijk uit elkaar viel.
  • Kun je uitleggen wat de volksverhuizingen te maken hebben met het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk.
  • Weet je in welk jaar en met welke gebeurtenis het West-Romeinse Rijk ophield met bestaan.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf:
  • Kun je 3 gevolgen noemen van het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk. 
  • Kun je uitleggen waarom de bekering van Clovis tot het christendom belangrijk is geweest voor het Frankische Rijk.
  • Weet je uit welke gebieden het Frankische Rijk omstreeks 500 bestond.
  • Ken je de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf. 

Slide 3 - Tekstslide

Het Romeinse Rijk valt uit elkaar
In de 4e eeuw ontstonden er steeds grotere problemen, namelijk:
1. Het leger was eigenlijk te klein (300.000 man) om alle grenzen van het rijk goed te bewaken.

Slide 4 - Tekstslide

Het Romeinse Rijk valt uit elkaar
2. Door de hoge belastingen, hielden veel boeren niet genoeg geld over om zelf van te leven. Ze verlieten hun boerderijen: akkers bleven onbewerkt, voedselproductie daalde en dus minder belasting.

Slide 5 - Tekstslide

Het Romeinse Rijk valt uit elkaar
3. Opvolging van de keizer: Romeinen vochten steeds vaker onderling, als er een nieuwe keizer moest komen. Tijdens zo'n ruzie werd het rijk niet goed bestuurd.

Gevolg: in 395 werd het Romeinse Rijk in tweeen gesplitst:
- West-Romeinse Rijk met een eigen keizer.
- Oost-Romeinse Rijk met een eigen keizer. Tot 1453 bestaan.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Volksverhuizingen
  • Toen de Hunnen (volk uit Azie) plunderd door Europa trokken werden de problemen nog groter.
  • Volken sloegen op de vlucht en zochten bescherming in het W.R.R.

Slide 8 - Tekstslide

Volksverhuizingen
  • Germaanse volken, zoals de Visigoten en Vandalen, trokken ook rovend en plunderd Europa door.
  • Ze waren op zoek naar een nieuwe plaats om te wonen.
  • Ook wilden ze meer rijkdom.
  • Zo kwamen de volksverhuizingen op gang.
  • Het Romeinse leger was niet sterk genoeg om de grenzen van het West-Romeinse Rijk te verdedigen. 

Slide 9 - Tekstslide

De Hunnen waren gewelddadig en joegen andere volken het Romeinse Rijk in. 
De zwakke verdediging en de andere volken (barbaren) zorgden ervoor dat de Romeinse keizer werd afgezet.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Einde West-Romeinse Rijk
  • De Romeinse keizer kreeg steeds minder macht.
  • In 476 zette het Germaanse stamhoofd Odoaker de laatste West-Romeinse keizer af.
  • Odoaker liet zichzelf in Rome tot keizer kronen.
  • Dit betekende het einde van het West-Romeinse Rijk.

Slide 12 - Tekstslide

476 na chr. het einde

Slide 13 - Tekstslide

Wat is geen oorzaak voor het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk?
timer
0:20
A
Volksverhuizingen
B
Te klein leger
C
Slecht bestuur
D
Ontstaan Oost-Romeinse Rijk

Slide 14 - Quizvraag

Wat zie je op de kaart?
timer
0:20
A
Splitsing in West- en Oost- Romeinse Rijk
B
De val van het Oost-Romeinse Rijk
C
De val van het West-Romeinse Rijk
D
De volksverhuizingen

Slide 15 - Quizvraag

Het begrip dat bij dit plaatje past is ...
timer
0:20
A
West Romeinse Rijk
B
Volksverhuizingen
C
Frankische rijk
D
Romeinse cultuur

Slide 16 - Quizvraag

Welk deel van het Romeinse Rijk is blijven bestaan tot 1453?
timer
0:15
A
West Romeinse Rijk
B
Oost Romeinse Rijk

Slide 17 - Quizvraag

Gevolgen
  • Overal in Europa ontstonden kleine koninkrijkjes.
  • Bruggen en wegen werden niet meer onderhouden.
  • Bijna alle handel verdween.
  • Europa werd (weer) een landbouwsamenleving.

De middeleeuwen zijn begonnen.

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf 1 gevolg op van het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk.
timer
1:00

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Franken
  • Germaanse stam
  • Woonden sinds de 3e eeuw in het West-Romeinse Rijk.
  • Na het verdwijnen van dit rijk breidden ze hun macht verder uit.

Slide 22 - Tekstslide

Frankische Rijk 
  • Rond 500 n.C. verenigde Clovis de Frankische stammen: begin Frankische Rijk

  • Rond deze tijd bekeerde hij zich ook tot het christendom.

  • Hierdoor kreeg hij steun van de kerk in zijn strijd tegen andere Germaanse stammen.

  • De geestelijken hielpen Clovis bij het besturen van het rijk: lezen & schrijven.

Slide 23 - Tekstslide

het koninkrijk der Franken:

begin 5e eeuw groot deel van Frankrijk, Belgie en Nederland.

Clovis, 481-511

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Welk geloof had Clovis?
timer
0:20
A
Romeinse godsdienst
B
Jodendom
C
Christendom
D
Islam

Slide 26 - Quizvraag

Waarom was de bekering van Clovis tot het christendom belangrijk voor de uitbreiding van het Frankische Rijk?
timer
1:00

Slide 27 - Open vraag

Welke gebieden hoorden begin 5e eeuw bij het Frankische Rijk?
timer
0:20
A
Stukken van Frankrijk, Duitsland en Nederland
B
Stukken van Nederland, België en Duitsland
C
Stukken van Frankrijk, België en Nederland.
D
Stukken van België, Frankrijk en Duitsland.

Slide 28 - Quizvraag

Schrijf 2 dingen op die je vandaag geleerd hebt.

Slide 29 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 30 - Open vraag

Aan de slag
Wat? Eerst ga je de tekst van par. 3.2  lezen  en daarna maak je de opdr. van par. 3.2 tot de toepassingsopdracht.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Dan ga je de toepassingsopdracht maken. Daarna werk je de leerdoelen uit van par. 3.2. Je kunt ook de TestJezelf maken in SOM.

Slide 31 - Tekstslide