Geldzaken H1t/m4

Geldzaken H 1t/m4
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 6

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Geldzaken H 1t/m4

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Herhaling H 1t/m 4 dmv quiz + bespreking
- Aan de slag met geldzaken en rekonomie

Slide 2 - Tekstslide

De rekening couranttegoeden van bank A zijn 600, de bank heeft 100 euro eigen vermogen, het chartale geld in handen van het publiek is 150. Hoeveel is de maatschappelijke geldhoeveelheid?
A
600
B
100
C
750
D
850

Slide 3 - Quizvraag

Maatschappelijke geldhoeveelheid
Chartale en Girale geld in handen van het publiek (de burgers)

Slide 4 - Tekstslide

Welke geld functie word er gebruikt als je een ijsje bij de ijsco boer koopt
A
Rekenmiddel
B
Ruilmiddel
C
Spaarmiddel
D
Geen van deze antwoorden

Slide 5 - Quizvraag

Functies van geld
- Ruilmiddel: wanneer we ons geld ruilen voor een goed
- Rekenmiddel: we drukken de waarde van goederen en diensten uit in geld
- Spaarmiddel: wanneer we geld bewaren om er later iets van te kopen

Slide 6 - Tekstslide

Bij welke van deze situaties is er sprake van directe ruil?
A
Als ik mijn appel ruil voor een peer
B
Als ik van iemand een appel krijg
C
Als ik in de winkel een appel koop

Slide 7 - Quizvraag

De activa van de goudsmid zijn:
A
De middelen die geldschieters hebben verschaft om bezittingen te kunnen kopen.
B
Alle eigendommen van de Goudsmit zoals goud, woning en spullen in zijn huis
C
Het eigen vermogen van de goudsmit
D
Als ontvangstbewijzen die de Goudsmit heeft uitgegeven.

Slide 8 - Quizvraag

- Activa: alle eigendommen van de goudsmid, zoalsgoud, woning, spullen in zijn huis. 
- Passiva: dit zijn middelen die geldschieters hebben verschaft om bezittingen te kunnen kopen. Een deel komt van de goudsmit zelf (eigen vermogen) en de rest komt van de eigenaren van de ontvangstbewijzen. De goudsmid heeft schuld aan de eigenaren van de ontvangstbewijzen daarom noemen we deze ook wel vreemd vermogen.

Slide 9 - Tekstslide

Welke posten op de balans veranderen als de goudsmit een lening uitgeeft van 10 gouden munten?
A
Gouden munten en verleend krediet
B
Ontvangstbewijzen en eigen vermogen
C
Overige bezittingen en gouden munten
D
Verleend krediet en overige bezittingen

Slide 10 - Quizvraag

Welke posten op de balans veranderen als de goudsmit een lening uitgeeft van 10 gouden munten?

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het liquiditeitspercentage van bank A?
A
50%
B
82,1%
C
100%
D
15%

Slide 12 - Quizvraag

Liquiditeitspercentage
liquiditeitspercentage = 
kas + tegoed bij DNB/rek. courant *100
(115+25)/140 * 100 = 100%

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het solvabiliteitspercentage van Bank A?
A
40%
B
25%
C
82,1%
D
35,7%

Slide 14 - Quizvraag

Solvabiliteitspercentage
eigen vermogen/vreemd vermogen *100
50/140*100=35,7%

Slide 15 - Tekstslide

In 2010 is de inflatie in Nederland 4,1%. De lonen zijn in dat zelfde jaar met 6,2% toegenomen. Wat is de reële verandering van mijn inkomen in procenten?
A
2,1%
B
-2%
C
2,0%
D
-2,1%

Slide 16 - Quizvraag

RIC=NIC/PIC * 100%
NIC = 106,2
PIC = 104,1
RIC = 106,2/104,1*100=102,0 dus 2%

Slide 17 - Tekstslide

Mijn bedrijf moet 1500 euro betalen inclusief 21% BTW. Wat is het bedrag exclusief BTW?
A
1239,67
B
1185
C
315,85
D
1400,56

Slide 18 - Quizvraag

BTW rekenen
Een bedrag inclusief BTW is 121%
1500 euro = 121%
1500/121 = 12,39
12,39 * 100 = 1239,67
1500
12,39
1239,67
121%
1%
100%

Slide 19 - Tekstslide