Lees de theorie op blz. 228 / 236. Maak de startvraag in je schrift.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.10.
7.10 Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
Startvraag:
1BK
SPELLING
timer
5:00
CURSUS 7:
Startvraag:
Spel de persoonsvormen in de verleden tijd (in je schrift).
Wat valt je op aan de woorden?
- Ik .. (luisteren) niet naar de presentatie.
- De DJ ... (mixen) country met hip-hop.
- Wij ... (vluchten) naar een andere stad.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Lees de theorie op blz. 228 / 236. Maak de startvraag in je schrift.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.10.
7.10 Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
Startvraag:
1BK
SPELLING
timer
5:00
CURSUS 7:
Startvraag:
Spel de persoonsvormen in de verleden tijd (in je schrift).
Wat valt je op aan de woorden?
- Ik .. (luisteren) niet naar de presentatie.
- De DJ ... (mixen) country met hip-hop.
- Wij ... (vluchten) naar een andere stad.
Slide 1 - Tekstslide
In deze les:
Lesdoelen.
Herhaling 7.8 en 7.9.
Persoonsvorm verleden van zwakke en sterke werkwoorden.
Oefenvragen in LessonUp.
Tijd voor opdrachten en huiswerk bespreken.
Gezamenlijk afronden.
Slide 2 - Tekstslide
Je herkent het verschilt tussen sterke en zwakke werkwoorden.
Je kunt de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen.
Lesdoelen
Slide 3 - Tekstslide
Komende lessen
Werkwoordspelling
§8: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
§9: Sterke en zwakke werkwoorden
§10: Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
§11: Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
§12: Onregelmatige werkwoorden
Slide 4 - Tekstslide
Regel voor het schrijven van de ik-vorm
Werkwoord met een klankverandering
Werkwoord met z/v aan het einde van de stam
Stam eindigt op dubbele medeklinker
Redden
Praat
Werken
Gok
Kleven
reis
Lieg
Loop
Slide 5 - Sleepvraag
Hoe zat het ook alweer met sterke/zwakke werkwoorden?
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.
In de verleden tijd verandert de klank.
Slide 6 - Sleepvraag
Staat er ik voor of achter de persoonsvorm?
Schrijf dan de ik-vorm: ik loop, ik leef
Staat er jij/je achter de persoonsvorm?
Schrijf dan de ik-vorm: loop jij?, leef je?
In alle andere gevallen in het enkelvoud
Schrijf dan de ik-vorm + t
Is de persoonsvorm meervoud? (jij/jullie)
Schrijf dan het hele werkwoord: wij lopen, jullie leven
Zo schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
ik loop - ik liep
jij zoekt - jij zocht
wij gaan - wij gingen
Zwakke werkwoorden zijn niet sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
ik hoop - ik hoopte
jij maakt- jij maakte
bestellen - bestelden
Slide 9 - Tekstslide
Noem drie voorbeelden van zwakke werkwoorden.
Slide 10 - Open vraag
Sterk of zwak werkwoord?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen
Slide 11 - Sleepvraag
7.10 Persoonsvorm verleden tijd
van zwakke werkwoorden
Slide 12 - Tekstslide
Zo spel je de persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden.
Enkelvoud: ik-vorm + de of te. beweerde, landde, danste, stuurde.
Meervoud: ik-vorm + den of ten. beweerden, landden, dansten, stuurden.
Om te bepalen of er -de of -te achter de ik-vorm komt, kun je gebruik maken van 't ex kofschip.
Persoonsvorm verleden tijd
Zwakke
werkwoorden
Slide 13 - Tekstslide
Werkwoordspelling
Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden zijn te zwak om van klank te veranderen in de verleden tijd. Deze werkwoorden krijgen in de verleden tijd achter de ik-vorm de uitgang
-te(n) of -de(n)
't ex kofschip
't sexy fokschaap
Zwak werkwoord
Stam + te(n)
Stam + de(n)
Werken
Werkte
Fietsen
Fietste
Bellen
Belde
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
't ex kofschip.
Persoonsvorm verleden tijd
Zwakke
werkwoorden
1. Schrijf het hele werkwoord (infinitief) op.
2. Haal -en van het hele werkwoord af.
3. Kijk of de laatste letter van het woord in 't ex kofschip zit.
4. Ja? Schrijf het werkwoord met een -t. Nee? Schrijf het werkwoord met een -d.
Slide 16 - Tekstslide
De hond ... (blaffen, vt) gisteren naar iedere voorbijganger.
A
blafte
B
blaftte
C
blafde
D
blafdde
Slide 17 - Quizvraag
Tot ergernis van de oppas ... (huilen, vt) de kinderen de hele avond.
A
huilden
B
huildden
C
huilten
D
huiltten
Slide 18 - Quizvraag
Enkele wielrenners ... (verwonden, vt) zich gisteren bijna tijdens een val.
A
verwonden
B
verwondden
Slide 19 - Quizvraag
Na de melding ... (spoeden, vt) de politie zich direct naar de plaats delict.
A
spoede
B
spoedde
C
spoeden
D
spoedden
Slide 20 - Quizvraag
Deze zalf ... (verzachten, vt) de hevige jeuk van de muggenbult.
A
verzachte
B
verzachtte
Slide 21 - Quizvraag
Wanneer schrijf je in de persoonsvorm verleden tijd een dubbele d of dubbele t?
Slide 22 - Open vraag
Uitlegfilmpje!
Slide 23 - Tekstslide
Aan het werk
Wat?
7.10 Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden.