Selftest Unit 5

1MH Unit 5 selftest
Welcome, please sit down and put your device and readingbook on the table. Open your device and log in to Lesson up and Somtoday for your books for English. When done start reading.
timer
10:00
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

1MH Unit 5 selftest
Welcome, please sit down and put your device and readingbook on the table. Open your device and log in to Lesson up and Somtoday for your books for English. When done start reading.
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Homework
Lesson 4 unit 6 t/m 55

Slide 2 - Tekstslide

Goals
This lesson we will recap unit 5 and do the selftest unit 5

Slide 3 - Tekstslide

Past simple

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Extra oefenen met 
de Past Simple?



Slide 12 - Tekstslide

Past simple
____ you ____ (make) your homework

A
Did you maked
B
Do you make
C
Did you make
D
Did you maked

Slide 14 - Quizvraag

Vul de Past Simple in:
What ____ you _____ (think) of it?
A
do, think
B
are, thinking
C
did, think
D
does, think

Slide 15 - Quizvraag

Use a past simple:
They _____ (study) really hard for the test.
A
studyed
B
studied
C
studyd
D
studies

Slide 16 - Quizvraag

They ....... ......... a mummy in the pyramid.
(Ontkenning, past simple)
A
don't find
B
didn't find
C
didn't found
D
did find

Slide 17 - Quizvraag

Fill in the past simple: ....... you ........ that new movie yesterday? (to see)
A
do see
B
did see
C
does see
D
are seeing

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin staat in de
Past Simple?
A
I walk to school every day.
B
Rabbits can't sing very well.
C
My mother did the washing up last night.
D
They don't ever talk to each other.

Slide 19 - Quizvraag

Hoe maak je de Past Simple?
A
Am / is / are + werkwoord met -ing
B
Werkwoord + ED
C
Have / has + voltooid deelwoord
D
Stam + s bij he / she / it

Slide 20 - Quizvraag

Bezit (possesive)

Je kunt het bezit om de volgende manieren doen:
's achter het werkwoord zetten
of een ' achter het werkwoord zetten.

Slide 21 - Tekstslide

Bezit (possesive)
Je zet de 's achter het werkwoord wanneer:
  • het een persoon of dieren betreft
  • bij enkelvoud
  • bij meervoud niet eindigend op een -s

Slide 22 - Tekstslide

Bezit (possesive)
Bijvoorbeeld:
  • John's tent is leaking
  • This is my father's suitcase
  • The men's toilets are on the left

Slide 23 - Tekstslide

Bezit (possesive)
Je gebruikt 's bij:
De meeste werkwoorden krijgen een s achter het werkwoord in het meervoud. Wanneer het meervoud op -s eindigt krijgt het werkwoord alleen een ' achter het werkwoord.

Slide 24 - Tekstslide

Bezit (possesive)
Bijvoorbeeld:
The boys' room is always a mess (zowel meervoud als bezit
We're going to stay in my parents' house.

Slide 25 - Tekstslide

Bezit (possesive)
Bij dingen of geografische namen gebruik je of
bijvoorbeeld:
  • The pool of the hotel is amazing
  • The capital of England is London.

Slide 26 - Tekstslide

The_______ room is upstairs. (children)
A
childrens
B
children'
C
childrens'
D
children's

Slide 27 - Quizvraag

________sister is twelve years old. (John)
A
johns
B
john's
C
johns'
D
johns's

Slide 28 - Quizvraag

Where is the ________shower? (ladies)
A
laydies
B
ladie's
C
ladies'
D
ladies's

Slide 29 - Quizvraag

Grammar - could / couldn't

Slide 30 - Tekstslide

Zou kunnen / zouden kunnen
* als je iets voorstelt

Zou kunnen: I could have a new dress. 
Zouden kunnen: We could have a new media competition.

Slide 31 - Tekstslide

Zou kunnen / zouden kunnen
* de mogelijkheid

Zou kunnen: I could take lots of pictures. 

Slide 32 - Tekstslide

Zou niet kunnen / zouden niet kunnen
* als je iets voorstelt
Zouden niet kunnen: Couldn't we ask Tim to write the article?
* mogelijkheid
Zou niet kunnen: I couldn't tell you.

Slide 33 - Tekstslide

Kies: Could of Couldn't
A
Could you take our picture?
B
Couldn't you take our picture?

Slide 34 - Quizvraag

Kies: Could of Couldn't
A
Gerald could eat because he was sick.
B
Gerald couldn't eat because he was sick.

Slide 35 - Quizvraag

Kies: Could of Couldn't
A
My sister has a car. We could ask her to drive us.
B
My sister has a car. We couldn't ask her to drive us.

Slide 36 - Quizvraag

place of adverbs

Slide 37 - Tekstslide

Place of adverb
Adverb = bijwoord

voor het woord waar het iets over zegt

He never walks to school.
She always eats crackers during break.

Slide 38 - Tekstslide

Place of adverb
Na een vorm van to be

She is always late.
We are never on time.

Slide 39 - Tekstslide

adverbs zijn:
A
zelfstandige naamwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
bijwoorden
D
werkwoorden

Slide 40 - Quizvraag

In which sentence is correct?
A
My friend and I often are funny.
B
My friend and I are often funny.
C
My friend and I are funny often.
D
My friend often and I are funny.

Slide 41 - Quizvraag

Which sentence is correct?
A
James sleeps usually at 8.
B
James sleeps at usually 8.
C
James usually sleeps at 8.
D
James usually at 8 sleeps.

Slide 42 - Quizvraag

Kies de adverb:
She never wears make up.

Slide 43 - Open vraag

Place the adverb correctly.
You play football at night. (always)

Slide 44 - Open vraag

Place the adverb correctly.
I am wrong. (never)

Slide 45 - Open vraag

Selftest Unit 5

Slide 46 - Tekstslide