13/6 werkwoorden verslag 3B

Wat wordt er van je verwacht in de les?
  • Je telefoon leg je in je kluis.
  • Je bent op tijd (voor de bel) in de les.
  • Je gaat direct op je plaats zitten.
  • Als de docent je een andere plaats aanwijst, ga je daar zitten.
  • Je pakt je schrift en je pen. (en lesboek)
  • Je maakt aantekeningen tijdens de les.
  • Als je iets wil vragen/zeggen, steek je je hand op.
  • Tijdens de les spreek je Nederlands. Een uitzondering hierop is als je met elkaar aan het overleggen bent over de lesstof. 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat wordt er van je verwacht in de les?
  • Je telefoon leg je in je kluis.
  • Je bent op tijd (voor de bel) in de les.
  • Je gaat direct op je plaats zitten.
  • Als de docent je een andere plaats aanwijst, ga je daar zitten.
  • Je pakt je schrift en je pen. (en lesboek)
  • Je maakt aantekeningen tijdens de les.
  • Als je iets wil vragen/zeggen, steek je je hand op.
  • Tijdens de les spreek je Nederlands. Een uitzondering hierop is als je met elkaar aan het overleggen bent over de lesstof. 

Slide 1 - Tekstslide

uitleg toets schrijven
  • Lees goed wat de opdracht is. Soms moet je meerdere dingen doen. Kijk of je alles hebt verwerkt in je tekst.
  • wat is een verslag?  Een verslag is geen mail. Je schrijft over wat er is gebeurd of wat je hebt gedaan. Je schrijft dus in de verleden tijd of de voltooide tijd.
  • reactie schrijven op een artikel: Ben je het eens met wat er in het artikel staat? Leg je mening uit. Verwerk de vragen.

Slide 2 - Tekstslide

het verslag 
  • =een verhaal over hoe iets is gegaan, wat je hebt gedaan of wat er is gebeurd. 
  • Je kan een verslag schrijven over wat je afgelopen week hebt gedaan.

Slide 3 - Tekstslide

uitleg toets schrijven
  • Anastasia, Rana, Sahar, Ehsan

Slide 4 - Tekstslide

Het betoog

Inleiding: Met een betoog wil je het publiek overtuigen van jouw mening in de vorm van een standpunt. Het standpunt is de laatste zin van de inleiding.


Middenstuk: Je onderbouwt je mening met  drie argumenten. Deze argumenten ondersteun je met uitleg of voorbeelden (AUB-methode)


Slot: In het slot vat je de argumenten kort samen en herhaal je je standpunt. Je sluit af met een mooie slotzin.

Slide 5 - Tekstslide

Opbouw betoog: alinea 1
  • Titel 
  • Alinea 1=Inleiding: anekdote/actualiteit/voorbeeld + standpunt (1 alinea) Laatste zin van het betoog is je standpunt. Je mag de stelling letterlijk overnemen of 'ik vind..'gebruiken. In het middenstuk mag je niet 'ik vind' gebruiken!

Slide 6 - Tekstslide

middenstuk (kern)
Alinea 2 tot en met 4:
Deze alinea's begin je met een signaalwoord voor opsomming. (ten eerste, ook, bovendien, enz.)
Na het signaalwoord plaats je de persoonsvorm, het werkwoord. Zo formuleer je een goede zin.
Daarna volgt je argument met uitleg en evt. een voorbeeld
In het middenstuk mag je niet 'ik vind' gebruiken!

Slide 7 - Tekstslide

slot
In het slot vat je je standpunt plus alle argumenten samen. Je gebruikt een signaalwoord voor een concluderend verband. (dus, kortom, samengevat, concluderend) De argumenten (kernzinnen) som je niet op met komma's ertussen, maar formuleer je per zin.
Je geeft geen nieuwe informatie in het slot!
Je eindigt je betoog met een mooie slotzin die niet activerend is en de lezer niet aanspreekt.
 

Slide 8 - Tekstslide

Algemene regels betoog
  • je spreekt de lezer niet aan
  • je gebruikt niet te veel 'je' (alleen als 'men' bedoeld)
  • je maakt goedlopende zinnen die niet met een voegwoord beginnen (zoals: maar, en, omdat, want, dat, enz.)
  • getallen onder de 20 schrijf je voluit
  • je gebruikt geen afkortingen

Slide 9 - Tekstslide

vragen bij het  NOS Journaal in Makkelijke Taal
  • Wat is het nieuws over de regering?
  • Uit welke partijen bestond de regering?
  • Waarom is de regering gevallen? 
  • Wat gaat er nu gebeuren en wanneer?
  • Aan welke 3 onderwerpen wil de regering verder werken?
  • Over welke ziekte gaat het volgende onderwerp?
  • Waarom laten meer mensen zich nu vaccineren?
  • Wat weet je over deze ziekte?
  • Wat vertelt de man in het Journaal over zijn ziekte?
  • Wat kost een vaccinatie en wordt deze vergoed?

Slide 10 - Tekstslide

 NOS Journaal in Makkelijke Taal
  • Beantwoord per onderwerp de volgende vragen: 
  • wie?
  • wat? 
  • wanneer?
  • waar? 
  • waarom?
  • hoe?

Slide 11 - Tekstslide

opdracht NOS Journaal in Makkelijke Taal/Jeugdjournaal
  • Kijk met iemand samen naar een NOS Journaal of een Jeugdjournaal
  • Beantwoord de volgende vragen: 
  • wie, wat, wanneer, waar, waarom, hoe?
  • Vertel  aan een ander tweetal welk journaal en van welke dag jullie hebben gekeken.
  • Je gaat daarna vertellen wat er is gebeurd en beantwoord deze vragen.

Slide 12 - Tekstslide