Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Woordvolgorde zin
Woordvolgorde
Leerdoel:
Aan het einde van de les begrijp je de woordvolgorde in de Nederlandse zin.
1 / 33
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
ISK
In deze les zitten
33 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Woordvolgorde
Leerdoel:
Aan het einde van de les begrijp je de woordvolgorde in de Nederlandse zin.
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet je al over de woordvolgorde in de Nederlandse zin?
Slide 2 - Woordweb
Soorten zinnen
1. Enkelvoudige zin
- hoofdzin
2. Samengestelde zin
- hoofdzin en hoofdzin
- hoofdzin en bijzin
- bijzin en hoofdzin
Slide 3 - Tekstslide
Enkelvoudige zinnen
Een enkelvoudige zin is een zin die maar
1 persoonsvorm
(pv) en dus ook
1 onderwerp
heeft.
Bijvoorbeeld:
1.
De hond
blaft
elke ochtend naar de buren.
2.
Jordan
eet
elke dag fruit.
3.
De vis
zwemt
op en neer in zijn kom.
Slide 4 - Tekstslide
Waar bestaat een zin uit?
1. onderwerp (ik, jij, hij of zij, u, wij, jullie, zij, Mark, de hond)
2. pv = werkwoord (lopen, slapen, spelen, leren, betalen, blaffen..)
3. de rest van de zin --> zin langer maken
Slide 5 - Tekstslide
Het meisje zong....
Slide 6 - Tekstslide
Het meisje zong
Slide 7 - Woordweb
Langere zinnen maken
zin: Het meisje zong
Wanneer
- tijdsbepaling
Het meisje zong
gisteren
.
Slide 8 - Tekstslide
Langere zinnen maken
zin: Het meisje zong
Wanneer
- tijdsbepaling
Hoe
Het meisje zong
heel mooi
.
Slide 9 - Tekstslide
Langere zinnen maken
zin: Het meisje zong
Wanneer
- tijdsbepaling
Hoe
Wat
Het meisje zong
een bekend nummertje van Karol G.
Slide 10 - Tekstslide
Langere zinnen maken
zin: Het meisje zong
Wanneer
- tijdsbepaling
Hoe
Wat
Met wie/waarmee
Het meisje zong
met een klasgenoot.
Slide 11 - Tekstslide
Langere zinnen maken
zin: Het meisje zong
Wanneer
- tijdsbepaling
Hoe
Wat
Met wie/waarmee
Waar
- plaatsbepaling
Het meisje zong
op school.
Slide 12 - Tekstslide
Langere zinnen maken
zin: Het meisje zong
Wanneer
- tijdsbepaling
Hoe
Wat
Met wie/waarmee
Waar
- plaatsbepaling
Waarom
- reden of doel
Het meisje zong, omdat ze de wedstrijd wilde winnen.
Slide 13 - Tekstslide
Langere zinnen maken
zin: Het meisje zong.
Alles bij elkaar
Het meisje zong
gisteren heel mooi een bekend nummertje van Karol G. met een klasgenoot op school, omdat ze de wedstrijd wilde winnen.
Slide 14 - Tekstslide
Langere zinnen maken
Hoofdzinnen in het Nederlands.
Ik ga morgen met mijn vrienden sporten.
Hij gaat zaterdag bij Tres trapi zwemmen.
Ziad wil koffie drinken.
Jason kan heel goed voetballen.
Slide 15 - Tekstslide
Dus...
1.
Wie?
Ik/jij/de/de jongen/de klas/jullie/wij.....
2.
Doet?
gaat/speel/pakken/slapen/lopen
(het werkwoord)
3.
Wanneer?
morgen/vandaag/elke dag/'s morgens
4.
Hoe?
blij/ boos/ verdrietig / mooi / moe
5.
Wat?
huiswerk/ mijn lunch/ de fiets
6.
Met wie?
met mijn vrienden/met haar zus/met zijn vader
7.
Waar?
naar school/in bed/op straat/naar gym
Slide 16 - Tekstslide
Maak een
zin met
twee
werk-woorden
Slide 17 - Tekstslide
Wat is goed?
A
Meisje het eet een appel.
B
Het meisje zij eet een appel.
C
Het meisje eet een appel.
D
Eet een appel het meisje
Slide 18 - Quizvraag
Wat is goed?
A
Hij zijn haar in de tuin wast.
B
Hij wast zijn haar in de tuin.
C
In de tuin zijn haar wast.
D
Haar wast hij in de tuin.
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een goede zin?
A
Yordan gaat morgen naar de film.
B
Naar de film morgen gaat Yordan.
C
Yordan morgen gaat naar de film.
D
Gaat morgen naar de film Yordan.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een goede zin?
A
Een verhaal op school schrijft hij.
B
Op school hij schrijft een verhaal.
C
Hij schrijft een verhaal op school.
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een goede zin?
A
Op het bord de juf schrijft een woord.
B
De juf op het bord schrijft een woord.
C
De juf schrijft een woord op het bord.
Slide 22 - Quizvraag
Maak de goede zin:
elke dag-Gideon-patat-eet
Slide 23 - Open vraag
Maak een goede zin:
morgen-Marin-gaat-naar de bibliotheek.
Slide 24 - Open vraag
Oefening 1: Maak de zinnen langer
Slide 25 - Tekstslide
Zin 1
Slide 26 - Open vraag
Zin 2
Slide 27 - Open vraag
Zin 3
Slide 28 - Open vraag
Zin 4
Slide 29 - Open vraag
Zin 5
Slide 30 - Open vraag
Samengestelde zinnen
Slide 31 - Tekstslide
Samengestelde zinnen
- een zin die uit twee of meer enkelvoudige zinnen bestaat
- bevat dus twee of meer persoonsvormen en onderwerpen
Slide 32 - Tekstslide
Samengestelde zinnen
Jayden
gaat
naar huis, want
hij
moet
huiswerk maken.
Timothy
rijdt
hard, omdat
hij
anders te laat
is
.
Anna
zei
dat
Michelle
vandaag
zou
gaan zwemmen.
Slide 33 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
3TL periode 1 les 25 Woordenboek
July 2025
-
17 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Groep 5-6 | werkwoordspelling | enkelvoud-meervoud
November 2024
-
30 slides
Nederlands
Werkwoordspelling
+1
Basisschool
Groep 5,6
NTC DEF@ctO nl E.E
groep 4 | werkwoordspelling | enkelvoud, meervoud
November 2024
-
22 slides
Nederlands
Werkwoordspelling
+2
Basisschool
Groep 4
NTC DEF@ctO nl E.E
2. 3 Sparen met profijt
October 2025
-
13 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Zomerquiz Nederlands
August 2024
-
45 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Quiz!
2 HV Grammatica (zinsdelen)
June 2024
-
48 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Persoonsvorm in tt en vt
June 2025
-
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
Groep 5-6 | taal | voegwoorden
November 2024
-
47 slides
Nederlands
Taal
+2
Basisschool
Groep 5,6
NTC DEF@ctO nl E.E