Hoofdstuk 10. Je verandert - Paragraaf 10.1 Opgroeien

Hoe was jullie vakantie? Wat heb je allemaal gedaan?
1 / 30
volgende
Slide 1: Open vraag
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Hoe was jullie vakantie? Wat heb je allemaal gedaan?

Slide 1 - Open vraag

09-08-2021

Slide 2 - Tekstslide

Baby
Peuter
Kleuter
(school)kind
Puber
Jongvolwassene
Volwassene
Oudere

Slide 3 - Sleepvraag

Leerdoelen
- Je leert hoe je groeit;

- Je leert hoe je verandert tijdens je leven.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Levensfasen
Levensfasen zijn perioden in een mensenleven waarin je lichamelijk en geestelijk verandert.

De levensfasen zijn: 
- Baby (0-1,5 jaar)
- Peuter (1,5-4 jaar)
- Kleuter (4-6 jaar)
- Kind (6-12 jaar)
- Puber (12-17 jaar)
- Jongvolwassene (17-21 jaar)
- Volwassene (21-60 jaar) 
- Oudere (60 jaar en ouder)

Slide 6 - Tekstslide

Ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling: verandering van je lichaam en daarmee verandering van wat je kunt

Geestelijke ontwikkeling: verandering van je hersenen en daarmee verandering van je denken

Slide 7 - Tekstslide

Wat is NIET een voorbeeld van lichamelijke ontwikkeling?
A
Dingen vast kunnen pakken
B
Sterkere spieren krijgen
C
Leren praten
D
Kunnen lopen

Slide 8 - Quizvraag

Waardoor verander je?
Je lichaam verandert door hormonen
Hormonen zijn regelstoffen die berichten doorgeven.


Slide 9 - Tekstslide

Waardoor verander je?
Hormonen worden gemaakt door hormoonklieren.
De belangrijkste is de hypofyse


Slide 10 - Tekstslide

Waardoor verander je?
Hypofyse geeft hormonen af aan het bloed
Hormonen gaan naar alle organen, maar werken alleen op de plek waar het nodig is

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Hypofyse
Hormoon
Hormoon
Bloed

Slide 13 - Sleepvraag

Hoe groei je?
Cellen in organen gaan zich delen
Dat heet celdeling
Daarna gaan de cellen groeien
Dat heet celgroei

Celdeling en celgroei wordt geregeld door het groeihormoon

Slide 14 - Tekstslide

Stel je hebt 1 cel. Deze cel deelt zich elke 10 minuten. Hoeveel cellen heb je dan na 1 uur?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Groeispurt
In de puberteit worden er veel groeihormonen aangemaakt.
Daardoor groei je een tijdje sneller --> groeispurt

Slide 17 - Tekstslide

Groeischijven 
In de uiteinden van lange botten zitten groeischijven van kraakbeen

In de groeischijven delen de cellen zich, waardoor de botten langer worden.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Heb jij de groeispurt al gehad?
A
Ja
B
Nee
C
Ik zit er nu middenin

Slide 20 - Quizvraag

Vertel in je eigen woorden wat er gebeurt in de afbeelding hieronder (bron 5 blz 13)

Slide 21 - Open vraag

Mannen vs. Vrouwen
Mannen zijn langer dan vrouwen, doordat:
  1. De groeispurt bij jongens later begint. 
  2. De groei tijdens de groeispurt sneller gaat. 
  3. De groeispurt langer duurt.

Groeien = Het langer en zwaarder worden van een organisme.

Ontwikkeling = Verandering in de bouw van een organisme.

Slide 22 - Tekstslide

Wat vind je (nog) lastig?
Waar wil je extra uitleg over?

Slide 23 - Open vraag

Aan het werk
Hoofdstuk 10. Je verandert
Paragraaf 10.1 Opgroeien
Maken opdracht 1 t/m 23

BEN JE KLAAR?
Samenvatten paragraaf 10.1 of www.biologiepagina.nl 
(maak een begrippenlijstje of ga oefenen)
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Wat is ontwikkeling?
A
Het groter en zwaarder worden van een organisme
B
Een groeispurt
C
Een vlinder
D
Verandering in de bouw van een organisme

Slide 25 - Quizvraag

Hoort het bij lichamelijke of geestelijke ontwikkeling?

De baby herkent zijn oma.
A
geestelijk
B
lichamelijk

Slide 26 - Quizvraag

Veranderingen in de bouw van een organisme noem je:
A
kieming
B
ontwikkeling
C
aanpassing
D
wijziging

Slide 27 - Quizvraag

Wat is jouw volgende levensfase?
A
kind
B
adolescent
C
puber

Slide 28 - Quizvraag

In welke levensfase leer je lezen, schrijven en rekenen?
A
peuter
B
kleuter
C
schoolkind
D
puber

Slide 29 - Quizvraag

Wat hoort bij geestelijke ontwikkeling?
A
gevoelsleven
B
groeien
C
levenscyclus
D
metamorfose

Slide 30 - Quizvraag