1.4 - Alles wordt duurder

Welkom  
economen!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom  
economen!

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
Paragraaf 4 - Alles wordt duurder!
3TL

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  • Huiswerk controleren
  • Uitleg 1.4
  • Opdracht inflatie
Keuze uit: 
  • Huiswerk maken = paragraaf 1.4
  • Extra oefenen met rekenwerk (indexcijfers)
  • Aan de slag met PO Den Haag

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Wat is inflatie?
  • Wat is koopkracht?
  • Wie berekent de inflatie en hoe?
  • Wat is het gevolg van inflatie op je koopkracht?
  • Rekenen met indexcijfers

Slide 4 - Tekstslide

Inflatie/ deflatie
  • Inflatie = Dat de gemiddelde prijzen van producten en diensten in een land stijgen.
  • Deflatie = Dat de gemiddelde prijzen van producten en diensten in een land dalen 
  • Koopkracht = Hoeveel producten je kunt kopen van je inkomen.  

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn de oorzaken van inflatie?

Slide 6 - Open vraag

Oorzaken inflatie
  1. Loonstijgingen
    - hogere lonen worden doorberekend in de prijzen van producten.
  2. Hogere grondstofprijzen, zoals van olie, graan of katoen.
  3. Meer vraag van consumenten naar goederen of diensten, of minder aanbod ervan.
  4. Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid. Een hoger btw-tarief bijvoorbeeld maakt producten duurder.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het gevolg van inflatie op je koopkracht?

Slide 8 - Open vraag


Inflatie
Je geld wordt minder waard
Wat is het gevolg van inflatie?

Prijzen 
stijgen

Je kan minder kopen voor hetzelfde geld

Je koopkracht daalt

Slide 9 - Sleepvraag

0

Slide 10 - Video

Koopkracht
Je koopkracht is dus afhankelijk van twee zaken: 
  • De prijzen 
  • Je inkomen 

Formule : 
Verandering inkomen (in %) - inflatie (in %) = verandering koopkracht (in %)

Slide 11 - Tekstslide

Koopkracht
Wat betekent dit dus:
  • Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, dan daalt je koopkracht. je kunt minder kopen!
  • Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, dan stijgt je koopkracht. Je kunt meer kopen.
  • Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Prinsjesdag 2023?

Slide 14 - Woordweb

CBS = Centraal Bureau voor de Statistiek
  • Berekent de inflatie (=CPI) in NL.
  • Ze gebruiken hiervoor indexcijfers.

Slide 15 - Tekstslide

Indexcijfers
Zijn cijfers die aangeven hoe (bijvoorbeeld) een prijs veranderd t.o.v. een basisjaar. Het basisjaar heeft altijd het indexcijfer 100

Rekenmanier 1
(N-O) : O x 100 = percentage (let op dat je +100 doet voor indexcijfer)

Rekenmanier 2
De prijs die je wilt weten (in €) : prijs van het basisjaar x 100

Rekenmanier 3
Verhoudingstabel 

Slide 16 - Tekstslide

Vragen? 
  1. Welk jaar is het basisjaar?
  2. In welk jaren zijn de lonen gestegen?
  3. In welke jaren kon je meer kopen voor je geld = de koopkracht gestegen?

Slide 17 - Tekstslide

Vragen? 
  1. De gemiddelde lonen bedroegen in 2007 €25.000. Hoeveel bedragen de gemiddelde lonen in 2010? 
  2. De gemiddelde lonen in 2006 bedroegen €23.000. Hoe hoog waren de lonen in 2008?

Slide 18 - Tekstslide

Vragen? 
3. De lonen in 2011 bedroegen €31.000. Bereken het indexcijfer voor 2011 als je er vanuit gaat dat de lonen €25000,- waren in het basisjaar 2007.

Slide 19 - Tekstslide

Any questions?

Slide 20 - Open vraag

Programma
  • Huiswerk controleren
  • Uitleg 1.4
  • Opdracht inflatie
Aan de slag met: 
  • Huiswerk maken = paragraaf 1.4
  • Extra oefenen met rekenwerk (indexcijfers)

Slide 21 - Tekstslide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Wat is inflatie?
  • Wat is koopkracht?
  • Wie berekent de inflatie en hoe?
  • Wat is het gevolg van inflatie op je koopkracht?
  • Rekenen met indexcijfers

Slide 22 - Tekstslide